Commentatoren en experts vallen deze week over elkaar heen om uit leggen hoe het toch komt dat in China een jong meisje kan worden overreden zonder dat er een haan naar kraait. De schuldige? Het kapitalisme! roepen ze. Chinezen geven alleen nog maar om geld, geld, geld en hebben geen oog meer voor elkaar en de maatschappij.
Toegeven, ik ben geen Chinaspecialist maar zou toch een iets andere these, gestoeld op algemeenheden, willen voorstellen. Wellicht dat niet zozeer het egoïsme als wel het gebrek aan verantwoordelijkheidszin hier schuldig is?
China is de afgelopen jaren in relatief korte tijd een redelijk kapitalistisch land geworden. Er zijn nog tal van staatsbedrijven en de private sector is zeker niet bevrijd van overheidsinmenging maar het is Chinezen toegestaan een eigen zaak op te zetten en daarvan zelf te profiteren.
Het overheidsapparaat is niet altijd meegegroeid. Nepotisme en bureaucratische rompslomp zijn aan de orde van de dag. Met name het justitiële apparaat is doordrenkt van corruptie. Het eigendomsrecht, een fundament van een kapitalistische economie, wordt geenszins gerespecteerd. Ambtenaren kunnen gerechtelijke beslissingen ronduit negeren. Het arbeidsrecht is weinig flexibel maar bedrijven weten nooit wat ze moeten verwachten. De ene keer ligt een vakbond een fabriek stil. De andere keer wordt hij teruggefloten door de lokale politiek.
Het sociale vangnet is in China is zwakker dan je van een communistisch land zou verwachten maar de mensen rekenen toch op de overheid wanneer zich maatschappelijke problemen voordoen. Zo is er nu kritiek omdat de regering niets gedaan zou hebben om te voorkomen dat in China een kind kan worden overreden zonder dat iemand te hulp schiet.
Dat onmiddellijk een aanspraak wordt gedaan op de overheid is veelzeggend. De overheid zou niets anders moeten doen dan de verantwoordelijken berechten maar in een land dat zo een lange ervaring met social engineering heeft, waarin de regerende partij zich nog altijd tot taak gesteld ziet om vooral het welzijn van de bevolking te verbeteren, is het niet verwonderlijk dat mensen zich niet afvragen wat zijzelf kunnen doen.
China mag in de praktijk steeds kapitalistischer worden; kinderen worden nog altijd opgevoed met de ideeën van Marx en Mao. Naar Chinese traditie is binnen de familie de sociale cohesie wel degelijk aanwezig maar daarbuiten doen mensen eerder een beroep op de staat dan op henzelf.
Het socialisme is in de kern een wij-zij filosofie die "de gewone man," de arbeider, opzet tegen "het kapitaal," de ondernemer en de financier. Dit denken in groepen moedigt dan ook helemaal geen breedgedragen saamhorigheid in. In tegendeel, het zet mensen tegen elkaar op.
In China heeft het collectivisme blijkbaar een overschilligheid teweeggebracht die zo diep geworteld is dat mensen niet eens omkijken wanneer een peuter op straat doodbloedt. Ik geloof niet dat die mensen doorliepen omdat ze allen rationeel de keuze maakten geen tijd dus geld te willen verliezen. Wanneer een mens niet, vrijwel zonder na te denken, een kind te hulp schiet is er iets grondig in hem verziekt. Daar heeft de vrije markt niets mee te maken.
Foto: Wikicommons