De mondiaal gelauwerde redactie van The Economist heeft mijns inziens maar één zwakke schakel, de columnist Charlemange. En dat heeft eigenlijk weinig met de man of vrouw, dat is onbekend of zijn schrijfstijl te maken, maar louter met zijn onderwerp: Europa. Niet mijn favoriete kost voor een uurtje lezen.
Verleden week schreef de Karel de Grote van the Economist echter een uiterst nuttig pleidooi. Hij beargumenteerde feilloos het nut van één Europese energiemarkt. Dat pleidooi werd recent kracht bijgezet door een vreemde bestuurlijke gebeurtenis in België.
De provincieraad van het Belgische Oost-Vlaanderen tekende
deze week bezwaar aan tegen de bouw van een tweede kerncentrale in het voor hun smaak net iets te nabij gelegen Borssele. Dit komt uiteraard niet voort uit een Belgisch nee tegen kernenergie, aangezien ook onze zuiderburen, net als de Duitsers,
voor verlengde exploitatie van hun kerncentrales hebben gekozen. De motieven voor het bezwaarschrift zijn dan ook puur politiekregionaal van aard. En eigenlijk is dat ook wel begrijpelijk. Oost-Vlaanderen houdt immers niets over aan de bouw van een tweede centrale vlak over de grens. Haar inwoners vrezen een verhoogde kans op een Tsjernobyl II, terwijl onder Europese druk de verplichte vergroening van de mix de energierekening in Oost-Vlaanderen geen cent goedkoper zal maken. Borssele II zal haar energie immers niet snel aan Oost-Vlaanderen leveren.
De wetenschap maakt het mogelijk om over grote afstanden stroom te vervoeren waardoor een fysieke Europese markt mogelijk is. En de voordelen zijn legio. Zo kan Nederland zonder hypocrisie niet alleen haar nachtstroom, maar ook haar dagstroom van kerncentrales uit Frankrijk importeren; kan Europa haar 20% schoon-eis grotendeels afschrijven met de waterstroom uit Scandinavie en kan Nederland haar ambitie gasrontonde van Noordwest Europa te worden bereiken zonder verplicht miljarden in wind-op-zee te steken. Prachtig allemaal! Ook Oost-Vlaanderen kan zo duidelijk voordeel uit een Borselle II trekken. De politiekregionale realiteit die haar nu dwingt om bezwaar aan te tekenen tegen de bouw, zou bij het bestaan van een Europese energiemarkt dus veranderen in een reden om diezelfde bouw te bejubelen.
Charlemagne heeft dan ook om vele redenen gelijk met zijn pleidooi voor een open Europese energiemarkt. Jammer alleen dat de realiteit van Brussel een compleet andere is. Een werkelijk open markt lijkt in ieder geval als het om energie gaat wel het laatste wat Europa nastreeft. De mogelijkheden die een verenigd energie-Europa bieden lijken te verbleken bij het nut dat Brussel ziet in een Emissiehandelssysteem of een 20-20-20-norm. Misschien is dat dan wel de reden ik Charlemagne niet graag lees: niet dat hij over Europa schrijft, maar dat positieve stukken over Brussel eigenlijk altijd eindigen in een utopische droom. Een droom die tegen de realiteit jammerlijk afsteekt als een deprimerende herinnering aan hoe het Europese project had kúnnen zijn.