Weg met de mythe van polygamie.
Jeffrey Wijnberg heeft een bijzonder moedige column geschreven voor De Telegraaf waarin hij stelt dat de mens van nature monogaam is. Ik citeer de beste man zelf maar even:
Het feit dat er tegenwoordig zoveel mensen vreemdgaan of scheiden, wordt vaak gezien als bewijs dat de mens zich van nature toch niet aan één partner kan binden. Maar deze redenering is een mooi excuus. En het tegendeel is eerder waar: juist het leed wat vreemdgaan en scheidingen veroorzaakt, is het bewijs dat de mens wel monogaam is.
Helaas moeten we dat soort columns tegenwoordig 'moedig' noemen omdat nihilisme en hedonisme tegenwoordig de boventoon voeren in onze maatschappij. Iemand die zegt er trots op te zijn monogaam te zijn - en stelt dat het voor de maatschappij wel zo gezond is om monogamie te prediken - wordt dezer dagen al snel bestempeld tot religifreak of erger. Ha-ha, wat een puriteins geneuzel! Je moet juist alles neuken wat los en vast zit! Yes, dat is pas écht cool. En mannelijk. Enzo.
Wijnberg veegt de vloer aan met die desastreuze levensvisie:
Niet alleen vanuit de wetenschap is er bewijs voor de stelling dat de mens een exclusieve partner zoekt. Iedereen met gezond verstand kan bedenken waarom monogamie de mens zo eigen is. Vraag alleen maar iemand hoe hij zich voelt na een onenightstand (eenmalige vluchtige seks). Vrijwel iedereen heeft dan last van sombere gevoelens, ook wel bekend als de postorgasmische depressie: het knuffelhormoon dat aangemaakt wordt tijdens het vrijen is bedoeld om de hechting tussen partners te versterken; en wanneer deze hechting niet wordt doorgezet, dan wordt de mens geplaagd door gevoelens van schuld en zelfverachting.
Een ieder die al jaren een vaste relatie heeft, en met name getrouwde stellen, weten dat bovenstaande eenvoudig juist is. Onenightstands zijn alleraardigst als je jong bent, maar naarmate je ouder wordt, dringt het besef tot je door dat... het eigenlijk toch niet zo geweldig is als je had gehoopt. Je hebt wat lol in een nacht, maar de volgende dag heb je daar niets meer aan (op z'n slechtst houd je er trouwens wel iets van over). Je klopt jezelf op de borst ('heb ik toch maar mooi even geregeld, jahaa. Ze was nog superlekker ook!') maar daarna zie je d'r van je lang zal die leven niet meer. De 'verovering' blijkt van zeer tijdelijke aard te zijn; iets waar je eigenlijk geen enkele vorm van trots uit kunt putten.
Zet dat tegenover een goede, langdurige monogame relatie. Je kunt daarin seks nog altijd spannend maken - niet zo preuts mensen, doe 'es gek - maar veel belangrijker is dat seks an sich het doel eigenlijk niet meer is; het is het middel geworden om een hechtere band en dus een betere relatie te creëren. Het knuffelhormoon doet zijn werk dan zoals het hoort. Als mens voel je je daar rijker en gelukkiger door.
Vervolgens legt Wijnberg uit dat ook de reactie van kinderen op het scheiden van ouders bijzonder veel zegt. Hun afkeur van scheidingen is niet gebaseerd op enige rationele overwegingen, maar op natuurlijke instincten: te weten verlatingsangst. We hebben die angst omdat Moeder Natuur (of God) ons zo geprogrammeerd heeft: op die manier kunnen we goede, stabiele gezinnen vormen waarin kinderen in alle rust worden voorbereid op het leven in 'de grote boze wereld'.
Monogamie is dus wel degelijk volkomen normaal. Sterker nog, het is de enige gezonde levensstijl die we in de aanbieding hebben.
Lees Wijnbergs hele column hier. U heeft daar een premium account voor nodig, maar De Telegraaf is dat meer dan waard.