Het kabinet heeft vorige week vrijdag het Wetsvoorstel werk en zekerheid goedgekeurd.
Met dit ontwerp wordt een nieuwe stap in het verder reguleren van de arbeidsmarkt gezet. Het voorstel biedt vooral veel zekerheid, aan de werknemer. Daarmee verschuift het dragen van de financiële risicos op de arbeidsmarkt nog verder richting werkgever.
Het wetsvoorstel bevat voorstellen voor het verder reguleren van flexibele arbeid en het aanpassen van WW en ontslagrecht. Onder het mom van aanpakken van oneigenlijk gebruik worden de mogelijkheden voor het aanbieden van flexibele arbeid beperkt en krijgen flexibele krachten meer rechten. Hoewel het plan goede
elementen bevat, is het per saldo een flinke stap richting het verder toeschuiven van arbeidsmarktrisicos naar de werkgever. Die werkgever is daarin de afgelopen decennia al niet gespaard. Zo moet deze twee jaar lang een zieke werknemer bijna diens volledige loon doorbetalen, ook als de oorzaak van de ziekte op geen enkele manier werk gerelateerd is. Daarna is hij weliswaar van de zieke werknemer af, omdat die bij voortdurende arbeidsongeschiktheid een WIA-uitkering ontvangt, maar nog niet van de financiële gevolgen. Deze werken nog jarenlang door in de vorm van een verhoogde premie. Een andere sluipmoordenaar voor de werkgeverslasten is de financiële bijdrage die zij moeten leveren aan de
ziektekostenverzekering van hun werknemers. Wie personeel in dienst heeft, weet hoeveel administratie dit met zich meebrengt. Niet alleen moet je zelf uitrekenen hoeveel je moet inhouden aan belastingen en premies. Je zit ook al het overige werk van De Belastingdienst te doen. Die laatste leunt lekker achterover. Uit eigen ervaring weet ik dat de gemakzucht daar een dusdanig stadium heeft bereikt, dat ze één keer per jaar een brief sturen waarin staat wanneer ze elke maand het geld binnen willen hebben. Wie het verschuldigde bedrag correct berekent en het geld vervolgens netjes overmaakt, krijgt, als hij een foutje maakt bij het overnemen van de verplichte 12-cijferige code, (zonder waarschuwing) subiet een boete van 50 euro .
Mocht dit allemaal nog niet genoeg zijn, er zit ook nog het nodige in het vat.
Michael schreef hier eerder deze week al over. Een quotum voor arbeidsgehandicapten en bij grotere bedrijven mogelijk ook voor het aantal vrouwen in de top. Het ontslagrecht legt al tal van beperkingen op aan het personeelsbeleid van werkgevers. Beperkingen die verder gaan dan het louter tegengaan van willekeur. Zowel bij de aanname als het ontslag van personeel krijgt de overheid een steeds grotere vinger in de pap. Het opleggen van een quotum suggereert in sterke mate dat de oorzaak van het (relatief) slechter presteren op de arbeidsmarkt niet bij de persoon zelf moet worden gezocht, maar louter en alleen te wijten is aan de werkgever. Die zal zeker niet altijd vrijuit gaan, maar het kan toch niet zo zijn dat dit in álle gevallen en omstandigheden zo is? Wie een goede arbeidskracht laat lopen, snijdt zich als werkgever in de vingers. In het verleden heeft Albert Hein vaak tevergeefs bij het UWV aangeklopt om mensen met een Wajonguitkering aan te kunnen nemen. Veel mensen met een uitkering kunnen het zich permitteren om selectief om te gaan met een baanaanbod, omdat zij toch niet achter de broek worden gezeten om elke baan te accepteren. Ook schieten ze er in veel gevallen financieel weinig mee op, wat een extra reden is om te bedanken.
Een toe te juichen element in het Wetsvoorstel werk en zekerheid is dat het paal en perk stelt aan de hoogte van ontslagvergoedingen. Dat doet het wel op een typisch Nederlandse manier. Hier gaat de verdelende rechtvaardigheid vrijwel altijd voor op het streven naar efficiency en daarom krijgt voortaan iedereen een ontslagvergoeding. Of pardon, een transitievergoeding. Uiteraard op kosten van de werkgever. Dit terwijl wij de beschikking hebben over een riant uitkeringsstelsel dat de terugval in inkomen na ontslag al sterk verzacht. Een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering in combinatie met een ontslagvergoeding vormt nog te vaak een entreeticket richting een werk-loos bestaan. Geen wonder dat werkgevers terughoudend zijn met het aannemen van mensen ouder dan 45 jaar.
Flexibele arbeidsvormen worden door velen gezien als een vorm van uitbuiting door de werkgever. Dat gaat voorbij aan het feit dat dit soort werk vaak ook voorziet in de behoefte van de werknemer en/of een opstap vormt naar vast werk. Het verder dicht reguleren van flexibel werk is een vorm van symptoombestrijding. Dit soort werk heeft in Nederland zon hoge vlucht genomen, omdat het ontslagrecht voor mensen met een vast contract erg rigide is. Dat geldt met name voor mensen met een lange staat van dienst bij dezelfde werkgever. Ingewikkelde en starre regelgeving nodigt uit tot constructies, die weer aanleiding vormen voor meer regels om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen. Dat maakt het weer lucratief om tijd en geld te investeren in het ontwijken en ontduiken van de nieuwe regels. De verstatelijking van de private sector maakt van Nederland een waar werknemersparadijs. Althans, voor degenen die worden gedreven door gemakzucht in plaats van prestatiedrang. Net als in de jaren zeventig zal de steeds verdere uitbreiding hiervan stuiten op de grenzen die worden gesteld door de internationale concurrentie. Dan zal de realiteit doordringen dat bedrijven een bepaalde mate van winstgevendheid nodig hebben om te kunnen investeren en dat marktwerking geen vies woord is en buiten ons land wel wordt omarmd.
En dan bestaat het vakbonden en politici ook nog om te vragen om een loongolf, als bestedingsimpuls om de economie weer op de been te helpen. Dit terwijl de collectieve lasten voortdurend stijgen en veel bedrijven het water aan de lippen staat. Ook klagen veel politici en beleidsmakers over het gebrek aan ondernemingszin en innovatiekracht dat het Nederlandse bedrijfsleven ten toon zou spreiden. Werkgevers zijn veel tijd kwijt met het in de watten leggen van hun werknemers en zouden wel wat meer ontlast mogen worden van regeltjes en allerlei financiële verplichtingen. Gelukkig is er een Ministerie van Economische Zaken dat in de innovatielacune kan voorzien. Want ook dat lijken we te geloven in Nederland, dat de overheid het beter weet in welke topsectoren in de toekomst het geldt verdiend gaat worden dan de bedrijven zelf. Sinterklaas bestaat. Echt. En hij woont in Nederland.