In 2011 kwam de commissie Van Dijkhuizen met een advies voor vereenvoudiging van het belastingstelsel. Aangezien er geen geld beschikbaar was, mocht een dergelijke vereenvoudiging niets kosten.
De inkomenseffecten dienden beperkt te blijven. Naar verluidt wordt momenteel (na eerder uitstel) binnen het kabinet druk gesteggeld over de kabinetsreactie op dit advies. Ook (en juist) op dit terrein denken VVD en PvdA totaal verschillend.
Niet alleen is het niveau van belastingen en premies in Nederland hoog in vergelijking met het buitenland, het stelsel is ook flink ingewikkeld. Dat komt doordat allerlei stokpaardjes naar binnen zijn gereden, groepen voordeeltjes krijgen toegestopt of juist moeten worden ontzien, en de fictie dat het gedrag van mensen precies valt te sturen. Het idee van de maakbare samenleving is allang opgegeven, maar bij politici is het wat betreft hun handelen nog steeds de praktijk van alle dag.
Laten we even een stap terug zetten. In de Westerse wereld vinden we grofweg twee typen verzorgingsstaten. In de Angelsaksische landen beperkt de overheid zich tot het garanderen van een minimum inkomensvoorziening aan de laagste inkomens. De midden- en hogere inkomens leunen minder sterk op de overheid en krijgen dus niet allerlei voordeeltjes toegestopt. Al is dit principe aan erosie onderhevig de laatste jaren, toch blijft overeind dat men de arrangementen van de verzorgingsstaat zoveel mogelijk probeert te beperken tot de laagste inkomenscategorie. In continentaal Europa betaalt de middenklasse niet alleen mee aan die arrangementen, maar profiteert er ook van. Eén gedachte hierachter is dat iedereen in zijn leven met rampspoed te maken kan krijgen die hijzelf niet hoeft te dragen. Een andere is ingegeven door de angst dat als mensen alleen maar betalen en nooit iets terugkrijgen, het draagvlak onder de verzorgingsstaat verdwijnt. Er bestaan overigens grote verschillen tussen landen in hoe ver ze gaan bij het toepassen van dit principe, vandaar dat het gaat om een grove indeling.
Dit brengt ons bij de vraag die bij elke verandering van het stelsel moet worden gesteld. Het gaat dan om de fundamentele keuze tussen wie wel en wie geen inkomensondersteuning ontvangen. In Nederland is de afgelopen jaren daarin wel een verschuiving opgetreden. Gedreven door nivelleringsdrang en budgettaire problemen is het bereik van allerlei regelingen ingeperkt door deze inkomensafhankelijk(er) te maken. Van Dijkhuizen telde destijds in het belastingstelsel al 54 inkomensafhankelijke regelingen en sindsdien zijn er alleen maar bijgekomen. De hogere inkomens, die tot dusverre profiteerden van de fiscale aftrek van pensioenbesparingen en hypotheekrente, zien dit voordeel door de afbouw van de fiscale faciliering de komende jaren teruglopen. Daar staan vooralsnog geen lastenverminderingen tegenover. Sterker nog, Diederik Samson roept voortdurend om hogere belastingen voor deze groep en dan met name op vermogen (maar ook zelfstandigen profiteren volgens hem doordat zij minder betalen dan werknemers met vergelijkbare inkomsten).
Welke hoogte het rondpompen van geld heeft bereikt, blijkt als wordt gekeken naar de toeslagen voor huur, studiefinanciering, kinderopvang en zorgkosten. Maar liefst 4,5 miljoen huishoudens (ruim meer dan de helft van de bevolking) liggen hier aan het infuus van de overheid. Het is op deze terreinen dat de verzorgingsstaat de afgelopen jaren stevig is geëxpandeerd en alle partijen in de Tweede Kamer vonden dat fijn. De enige tegenstemmen bij het uitbreiden van regelingen kwamen van Kamerleden voor wie er nog een schepje bovenop had gemogen. Als niet de bodem van de schatkist in zicht was gekomen, dan was dat hoogst waarschijnlijk ook gebeurd.
Volgens de papieren uitgave van het weekblad Elsevier van vorige week gaat de discussie in het kabinet wat betreft de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Van Dijkhuizen over hoe het nu verder moet met de toeslagen. Van dit kabinet valt wat dat betreft weinig positiefs te verwachten, aangezien met name de PvdA het huidige stelsel heilig heeft verklaard en vreest dat elk negatief koopkrachtplaatje de ondergang van de partij kan betekenen.
Als we de huidige lijnen van dit kabinet doortrekken, dan zien we dat een groeiende groep hogere en middeninkomens steeds meer belasting gaat betalen door het verminderen van aftrekposten en het inkomensafhankelijk(er) maken van regelingen. De bulk van de huishoudens merkt daar tot nu toe vrij weinig van. De middengroepen dragen weliswaar stevig bij aan de belasting- en premie-inkomsten van de overheid, maar profiteren tegelijkertijd van allerlei regelingen. Willen we toe naar lagere belastingen en minder rondpompen van geld (en de economische voordelen daarvan zijn evident), dan zal zowel in het aantal regelingen als in de hoogte van de bedragen moeten worden gesnoeid. Belastingheffing mag best progressief zijn, maar laten we enige illusies doorprikken en het belastingstelsel ontdoen van alle toeters en bellen die het geheel ondoorzichtig en inefficiënt maken. Te denken valt aan:
De samenleving is niet maakbaar. Het belastingstelsel is wel door mensen gemaakt, maar is een bouwval geworden dat hard toe is aan renovatie. De uitruil die PvdA en VVD lijken voor te koken zijn lagere lasten op arbeid en hogere op vermogen. Dat leidt de aandacht af van de problemen met het huidige stelsel waar de commissie Van Dijkhuizen de aandacht op vestigde. Wie in complottheorieën gelooft, zal het geen toeval vinden dat binnen een jaar Thomas Piketty (zie de video), de WRR en (hoewel veel genuanceerder)het IMF en de OECD tot de conclusie komen dat het de onrechtvaardige kant opgaat met de ontwikkeling van de inkomens- en vermogens(on)gelijkheid. Af en toe zijn complottheorieën best aannemelijk.