Er is veel kritiek op globalisering de laatste jaren. Dat is natuurlijk geen verassing, want de wijze waarop economische globalisering zich heeft gemanifesteerd had tot gevolg dat grote groepen benadeeld werden terwijl de vruchten bij slechts een klein groepje terecht kwam. En zo werd de tegenstelling tussen populisme en economische globalisering geboren. Zo beschrijft Joseph Stiglitz in zijn boek 'Globalization and its discontents'. Hierdoor verlangen mensen terug naar een tijd waarin de economische integratie van de wereldeconomie nog niet zo ver gevorderd was. Maar naast economische samenwerking en vrijhandel is er ook nog iets anders gaande. Een opkomend populisme in Europa.
Dat wordt vaak als een negatief fenomeen beschreven, maar is een logische reactie op de steeds maar uitdijende invloed van supranationale instellingen en internationale verdragen waar burgers de facto nauwelijks invloed op hebben. Maar het Europa van 2018 lijkt nauwelijks nog een bodem te hebben voor een terugkeer naar natiestaten waarin relatieve eenheid heerst. Ja, veel mensen vinden de natiestaat belangrijk, maar ook Europese samenwerking. Een gemeenschappelijke Europese identiteit bestaat wel, maar die identiteit is niet zo sterk. Waar populisten zich tegen verzetten is het globaliseren van bevoegdheden zowel naar de EU als andere organisaties.
Met woorden vertellen voorgaande kabinetten wel dat de Nederlandse soevereiniteit de jure in stand blijft, maar als je kijkt naar de resultaten dan is dit geenszins het geval. Het globaliseren van bestuur voor onderwerpen als migratie en klimaat is in feite een verregaande centralisering van de macht waarbij bureaucraten met veel afstand van de burger het beleid en programma's ontwikkelen. De meeste burgers weten niet eens wat er allemaal wordt gedaan. Toch staat in New York een behoorlijk gebouw met ambtenaren. Dat terwijl aanhangers van de natiestaat juist inzetten op decentraal bestuur, dichter bij de burger.
Waar de discussie rondom globalisering dan ook vooral om draait is de vraag op welk niveau worden
problemen het beste opgelost? En moge bewindslieden op lokaal niveau internationale verdragen naast zich neerleggen als dit in het belang is van hun lokale bevolking? Dus naast economische globalisering is er ook bestuurlijke globalisering. Beiden ontvangen stevige kritieken. Nu is het zo dat de meeste problemen die overheden oplossen op lokaal niveau worden aangepakt. Denk aan de aanleg van wegen.
Maar soms zijn de problemen groter en is samenwerking benodigd, dan is het handiger om het bestuur op een hoger niveau te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld landelijk. Daarom bestaat er ook een verschil tussen zogenaamde provinciale wegen en Rijkswegen. De coördinatie en interactie die benodigd is voor het oplossen van infrastructurele problemen vraagt al om een gelaagdheid van lokaal tot nationaal en zelfs Europees niveau. Maar bij dergelijke concrete problemen gaat de 'globalisering' vaak niet verder dan de geopolitieke regio.
En toen kwam het verhaal over klimaatverandering. De 'catch all' waarmee de complete wereldbevolking blootstaat aan een probleem en dus is er een reden voor bestuurlijke globalisering! Dat hebben we gezien met het Klimaatakkoord van Parijs (2015) en het wordt een drama. Waar de discussie over globalisering nu eigenlijk om zou moeten draaien is de vraag op welk niveau bepaalde problemen het beste kunnen worden opgepakt. En hierover verschillen dus de meningen sterk.