Wie geen keuzes durft te maken, moet harken. Dat is precies wat er nu gebeurt in de Nederlandse politiek: geen echte ingrepen en hervormingen, geen bezuinigingen in plaats van lastenverzwaringen, en kleinzielig schrapen. Met als gevolg dat schraalhans keukenmeester is.
Het volgende slachtoffer van deze ongekend droevige benepenheid dreigt het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) te worden. Dit instituut is verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Er werken een stuk of tien mensen. Carla van Baalen is de directeur. Het Centrum kost de belastingbetaler jaarlijks zon 500.000 euro.
Wat krijgen we daarvoor terug? Heel veel. Ieder jaar verschijnt er een Jaarboek Parlementaire Geschiedenis met artikelen, columns en interviews over een bepaald thema uit de politieke actualiteit. Elk Jaarboek wordt steevast afgesloten met de Parlementaire Kroniek waarin kort en krachtig wordt samengevat wat er in het voorgaande parlementaire jaar heeft gespeeld. De medewerkers publiceren politieke biografieën, over Dries van Agt, Piet de Jong, Sicco Mansholt, Gerrit Bolkestein en Gerard Veldkamp. Het kernproject van het CPG is de serie Parlementaire Geschiedenis van Nederland na 1945. In deze serie zijn inmiddels acht dikke banden verschenen, die het reilen en zeilen van opeenvolgende kabinetten gedetaileerd vastleggen. In september moet het negende deel verschijnen, over het belangrijke kabinet-De Jong uit de roerige jaren 1967-1971. Daarnaast verschijnen er regelmatig monografieën over afzonderlijke onderwerpen. Een jaar geleden publiceerde Carla van Baalen bijvoorbeeld nog een standaardwerk over de wijze waarop in Nederland kabinetsformaties verlopen.
Waarom is dit werk zo belangrijk? Omdat het CPG een belangrijk deel van ons collectieve geheugen in stand houdt, het deel dat betrekking heeft op onze politieke geschiedenis. Wie wil weten hoe onze politiek na de Tweede Wereldoorlog heeft gereild en gezeild, welke veranderingen zich hebben voltrokken, en wat in die geschiedenis de constanten en de rode draad zijn geweest, kan niet om de publicaties van het CPG heen. Om het heden te begrijpen en in de toekomst fouten te vermijden, zijn zij onmisbaar.
Frits Bolkestein heeft eens gesteld dat de mens in zijn zoektocht door het leven twee gidsen heeft: zijn rede en het verleden. Wie kennis van het verleden opgeeft, dobbert kompasloos rond op de oeverloze oceaan van de tijd.
En nu heeft het onze minister van Onderwijs, Jet Bussemaker, goed gedacht om de subsidie aan het CPG te schrappen met als consequentie dat het instituut op 1 januari volgend jaar de deuren moet sluiten. In de brief waarin zij dat voornemen aankondigt, geeft zij als argument: Er is geen sprake van een unieke, excellente instelling. Dat is lariekoek. Het CPG is in Nederland wel degelijk uniek, en een internationale commissie waardeerde het instituut recent nog zeer positief vanwege zijn leidende rol en zijn gezaghebbende en politiek onpartijdige wetenschappelijke werk.
We zijn van de week de namen van Ferry Mingelen en Toine van Peperstraten veelvuldig tegengekomen: zij vertrekken bij de NOS, al dan niet gedwongen, en dat vond iedereen heel erg. Maar de kans dat beide heren zich uitstekend zullen weten te redden, is zeer groot. Dat geldt niet voor het CPG dat is kwetsbaar, omdat het nu eenmaal werk doet waarvoor de markt geen interesse heeft. En dat werk verdient daarom onze gemeenschappelijke steun.
Wie goede boeken over onze parlementaire geschiedenis wil blijven lezen, moet dus hopen dat Bussemaker haar armzalige argumentatie herziet en de bezuinigingen schrapt. We kunnen ondertussen proberen haar op betere gedachten te brengen door met een simpel emailtje onze steun aan het CPG te betuigen.