Sociale ongelijkheid is niet direct een thema dat de gemoederen op de Dagelijkse Standaard beroert. Gisteren schreef ik over een wereld zonder baanzekerheid, maar slechts weinigen lijken daarover in te zitten. Wat toch vreemd is, want de proletarisering van de burgerij is in de rijke wereld een reëler toekomstperspectief dan het omgekeerde.
Als gevolg van razendsnelle technologische veranderingen die zich wereldwijd afspelen, is het helemaal niet denkbeeldig dat allerlei middenklasse banen die nu nog goed betaald worden en op goede arbeidsvoorzieningen kunnen rekenen gaan verdwijnen. Daarover wordt opmerkelijk luchthartig gedaan. Economen wijzen op de voordelen voor de consument, die steeds meer keuzemogelijkheden krijgt voor produkten die goedkoper worden. Daarbij wijst de geschiedenis uit dat er steeds weer nieuwe vormen van werkgelegenheid komen, met name in de kenniseconomie. Hoogopgeleiden profiteren van deze mondiale trend, waarbij laagopgeleiden die alleen hun spierkracht op de arbeidsmarkt kunnen aanbieden (meestal mannen) worden weggemechaniseerd en tot de 'moderniseringsverliezers' behoren. Daarentegen bestaat in de zorgsector, waarin vooral vrouwen werkzaam zijn, een schier onuitputtelijke vraag naar arbeid. Vooral mannen dienen zich dit te realiseren. Terwijl hun zorgzame vrouw het geld verdient in het verpleeghuis of met een ander baantje in de collectieve sector, mogen die mannen huisman zijn. Het zou kunnen dat deze feminisering van de samenleving tot een verdergaande verburgerlijking leidt. Maar je kunt ook zeggen dat de 'traditionele man' is afgeschreven en terugvalt in op de bank zitten, televisie kijken of typisch mannelijke ledigheid. Die proletarisering valt ook af te lezen aan het aantal tatoeages waarmee veel mannen (en ook steeds meer vrouwen) uit de onderklasse zich uitdossen en zichzelf voor eeuwig verminken. Voor hen heeft het burgerideaal om ooit nog netjes te worden afgedaan. Zij integreren niet meer.
Zullen hoogopgeleiden die buitenspel komen te staan zich beter gedragen? In eerste instantie gaan ze harder lopen en meer hun best doen. Je moet je burgerstatus hooghouden. In Japan had je de salary men die elke ochtend keurig in pak met diplomatenkoffertje naar hun werk bleven gaan, hoewel ze ontslagen waren. Maar ook in dit supergedisciplineerde land verschijnen onder de jeugd steeds meer punkers en is de verleiding groot om permanent in de jeugdcultuur ten onder te gaan. Kijk naar Amerika, waar de cowboy nog steeds een held is en volwassen mannen op motorfietsen scheuren en van het ene losvaste baantje naar het ander rollen. Of gewoon rondhangen. Nergens zie je zoveel geflipte figuren als daar. Amerika is veel proletarischer dan Europa en de rock 'n roll heeft er het eeuwige leven. In Engeland, waar een industriële cultuur verdwenen is, zie je dat ook, inclusief de fast food cultuur. Of afgeschreven middenklassers straks hun heil gaan zoeken in de kroeg, thuis op de bank, of eindeloos op cursus gaan om hun employability op peil te houden, weten we nog niet.
Maar dat de prestatiemaatschappij steeds hogere eisen stelt, is duidelijk. De middelmaat is dan niet goed genoeg meer, wat automatisch betekent dat het begrip middenklasse onder druk komt te staan. Het hele (liberale) verhaal van goedopgeleide burgers die in hun eigen onderhoud voorzien en gezamenlijk voor economische groei en maatschappelijke vooruitgang zorgen, komt dan in de lucht te gangen. Wat des te erger is, omdat er geen weg terug is naar simpeler banen of een eenvoudiger manier van leven. De arbeidsdeling gaat door. Wie naar de stad is gegaan, kan niet zo makkelijk meer terug naar het boerenleven op het platteland (dat ook enorm is gemoderniseerd). En hoogopgeleiden kunnen wel in een call center terecht of ergens anders in de service-economie, maar zullen nooit zoveel verdienen als voorheen. Zelfs technici zijn niet veilig. Juist vanwege de snelle technologische ontwikkelingen, die vaak hele stappen overslaat, lopen zij een groot risico dat hun kennis snel veroudert. En ondertussen wordt iedereen geacht tot z'n 67ste (straks 70) op de arbeidsmarkt te blijven concurreren. Ook de mensen die nu al niet meekunnen en zijn afgehaakt.
Links heeft in de afgelopen honderdvijftig jaar van de 'sociale kwestie' zijn levenswerk gemaakt. Met daverend succes, want het armoedeprobleem is opgelost en de sociale kritiek gaat tegenwoordig meer om de onbedoelde neveneffecten van de verzorgingsstaat (die ook nog eens 'onbetaalbaar' heet te zijn) dan om de sociale ongelijkheid. Links maakt zich drukker om de 1 procent superrijken dan om de resterende 99 procent, hoewel ook daarbinnen grote verschillen zijn. Als je 99 procent op de grote hoop gooit en je op 1 procent concentreert, laat je de armen in de steek, staar je je blind op de rijken en valt het met die sociale ongelijkheid blijkbaar wel mee. Terwijl het toch echt een wereld van verschil is als jij over een stabiel modaal inkomen beschikt, of het moet doen met losse contractjes die het onmogelijk maken om verplichtingen aan te gaan voor de langere termijn. Wie geen echte baanzekerheid heeft, valt gemakkelijk buiten de modale burgercultuur en al zijn disciplinerende elementen als gezinsvorming en de aankoop van een eigen huis. Dat is niet alleen een zorg voor links, maar evenzeer voor rechts. En waar links zijn vertrouwen blijft stellen op de overheid en oude sociale arrangementen waarvoor niet zo snel betere zijn te bedenken (een conservatieve houding), doet rechts alsof er niets aan de hand is, of zoekt het zijn heil bij meer markt en minder regels. Wat verbijsterend naïef is. Juist de beschermde modale burgers die doorgaans rechts van het midden stemmen hebben het meest te verliezen bij alle 'dynamiek' en 'prikkels' die economen, bedrijfskundigen en managers van markthervormingen verwachten.
Dat is niet het enige probleem. Wat links en rechts beide voor een uitdaging stelt is dat alle verhoudingen op het beloningen- en kostenfront zoek zijn. Zelf zit ik in een sector (de journalistiek) waarin de tarieven voor freelancers in korte tijd met tientallen procenten onderuit zijn gegaan en alle verdienmodellen kapot zijn. Elke relatie tussen honorering en inspanning is daar ver te zoeken, waarbij moet worden opgemerkt dat de advertentie-inkomsten altijd de kurk waren waarop kranten en tijdschriften dreven. Maar de media en de blogosfeer bieden nog altijd de mogelijkheid om je te laten horen en naam te maken. Dat is voor de meeste andere werkzaamheden, die in grote anonimiteit plaatsvinden, niet zo. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt verdien je nog geen tientje per uur, maar even de auto parkeren kost in een stad als Amsterdam snel drie euro per uur. Dat is dertig procent van het minimumloon. Dat valt niet zo op als je gewoon een modaal salaris verdient (al kan een enkele kostwinner daar geen gezin meer van onderhouden), maar wie van 1000 euro moet rondkomen merkt ook dat hele delen van de openbare ruimte voor hem onbereikbaar worden. In Engeland zien we dat nog veel duidelijker. Het openbaar vervoer is er peperduur en Londen is voor een normaal mens onbetaalbaar. Maar ook in Nederland gaat het die kant op. Kijk naar de binnenstad van Utrecht, en je ziet dat die - mede als gevolg van de politiek van GroenLinks, D66, PvdA en VVD - helemaal is veryupt en verbakfietst. Zulke gentrification is deels vooruitgang. De binnenstad van Utrecht ziet er nu veel beter uit dan in de tijd dat ik er studeerde en woonde (in een krot). Blijkbaar zijn er ook veel mensen (vooral jongeren) die dit kunnen betalen, want restaurants en eetcafés zitten overvol. Maar buiten het centrum zijn wijken die voor de lagere burgerij en nette arbeiders waren bestemd verproletariseerd.
Op zich is dit niks nieuws, de arbeidersklasse leefde vroeger altijd met zulke onzekerheid. Zij waren altijd met veel te veel. Maar er was ook het socialisme dat op het sociale onrecht wees en er was een arbeidersbeweging die er iets tegen deed. Dat is nu veel minder het geval. Er bestaat nu het idee dat de sociale kwestie is opgelost en dat het allemaal met een beetje eigen inspanning wel goed komt. Maar die zelfredzaamheid is een totale illusie. In een hoogontwikkelde economie die steeds meer door arbeidspecialisering wordt gekenmerkt, wissel je niet zomaar even van job, zoals je in een geïndividualiseerde burgermaatschappij ook niet op hulp van familie of vrienden hoeft te rekenen als je het straks niet meer alleen aan kunt. Ook in de burgerij is het steeds meer voor jou een ander en donder maar op. Afschrijven gaat via kantonrechterformules die bedrijfsmatig worden uitgesproken en uitgekleed. En waar moet je naartoe als de markt geen trek meer in je heeft? Dan kom je toch weer bij die allesbepalende overheid en collectieve voorzieningen terecht, voor zover je daar nog aanspraak op kunt maken. Het is de overheid die voor de moderne zelfbewuste burger heeft gezorgd, niet andersom. Maar die moderne zelfbewuste burger is zich daar steeds minder van bewust en denkt dat hij zijn eigen comfortabele burgerbestaan helemaal aan zijn geweldige zelf dankt. Dat is vals bewustzijn (zou Marx zeggen) en moet wel gaan botsen, niet alleen voor links (dat al op de grond ligt), maar ook voor rechts, voor wie sociale ongelijkheid geen thema is en dat geen idee heeft wat te doen als de eigen achterban het kind van de rekening wordt.