Niet wetenschappelijke argumenten maar politieke en maatschappelijke disposities zouden de tweedeling in het klimaatdebat veroorzaken. Nee dus! Een gastbijdrage van Theo Wolters.
Kritiek op sceptici verandert van toon
De laatste tijd is het bij onze waarde opponenten mode om een andere toon aan te slaan ten opzichte van de sceptici. We zijn veel minder vaak de kwaadaardige boosdoeners die Moeder Aarde willen vernietigen met Valse Wetenschap. Nee, tegenwoordig zijn we er door onze predispositie nu eenmaal toe veroordeeld om een ander standpunt in te nemen dan het enige juiste dat door de klimaatwetenschap verkondigd wordt. Omdat dat beter past bij onze gedachten over de maatschappij in het algemeen, dus ideeën op politiek, sociaal en maatschappelijk vlak.
Deze nieuwe benadering wordt door ons gevoeld als een betuttelende behandeling (ach, ze weten niet beter), maar vooral als een beledigende ontkenning van de goed onderbouwde wetenschappelijke basis van onze bezwaren.
Zit er wat in?
Ik heb al bij mijn eerste bezoek aan een Heartland conferentie in Chicago (ICCC4, 2010) in een van mijn eerste blogs uitgebreid de politisering van het klimaatdebat in de VS aan de orde gesteld. Deze predispositie in de VS is alleen helemaal niet verborgen of onbewust. Het is the American way.
De theorie waar we het hier over hebben, gaat uit van onbewuste predispositie, en richt zich daarmee juist op de Europese sceptici. Daar zal ik het dan ook verder over hebben in dit blog.
Waar komt deze vriendelijkere houding opeens vandaan?
De klimaatwetenschap en het IPCC hebben zich dermate in diskrediet gebracht bij het publiek dat ze niet meer geloofd worden. Daarbij, zo langzamerhand zijn de sceptische argumenten tegen de alarmerende 'global warming' hypothese ook te sterk geworden om nog af te kunnen doen als onzin. Het wetenschappelijke debat met de sceptici is te gevaarlijk geworden.
Daarnaast winnen de sceptici het inmiddels ruim op het gebied van imago en integriteit: met regelmaat komt een tot dan toe braaf volgzame klimaatwetenschapper argeloos naar buiten met steun voor sceptische standpunten, en wordt dan door een horde losgeslagen alarmisten publiekelijk aan stukken gescheurd. De sceptici blijven zich netjes en beheerst gedragen. Dit blijft niet onopgemerkt: het publiek is het fanatisme van onze tegenstanders gewoon beu.
Ook raakt het duurzame kamp steeds meer verdeeld over de eigen uitgangspunten: een nuchtere waarneming hiervan vindt u
in dit artikel.
Dat alles samen verklaart mijns inziens de draai voldoende.
Het mes snijdt aan twee kanten .Toch is het een stap vooruit, want de tegenstander kan dit argument alleen gebruiken als hij het ook op zichzelf van toepassing acht. Dat werkt in de praktijk overigens niet zo erg goed. In
NRC haalde Pepijn Vloemans op 18 juli het boek van Haidt aan, waarin uitgebreid op dit thema wordt ingegaan, en het artikel mondt uit in een pleidooi voor de sceptici. Mooi, maar geen woord over de bias van de alarmisten.
Jan Paul van Soest demonstreert dit manco nog duidelijker: hij gaat eindelijk een open en eerlijke discussie aan met de sceptici, met de bedoeling onze motivatie beter te gaan begrijpen vanuit ditzelfde beginsel:
Een van de voor dit stuk relevante lessen is dat het klimaatdebat te zien is als een cultuuroorlog, tussen verschillende culturen (in de zin van groepen die een zelfde waardenoriëntatie en wereldbeeld delen), en die gepolariseerd tegenover elkaar staan.
Maar tegelijkertijd publiceert hij een
stevig traktaat waarin hij zonder een moment van zelfreflectie nog extremere standpunten inneemt dan het IPCC, en uiteraard zoals altijd met een beroep op de wetenschap:
Een kleine zondvloed aan wetenschappelijk onderzoek van de afgelopen jaren laat zien dat de opwarming van de aarde gewoon is doorgegaan, in tegenstelling tot wat veel sceptici beweren.
Kortom, hoewel de opwarming volgens alle metingen al 18 jaar stagneert (wat ook in mijn ogen overigens hoogstens iets zegt over de betrouwbaarheid van de klimaatmodellen, en niets over de werking van CO2), toont een zondvloed aan wetenschap volgens Van Soest aan dat het gewoon tóch warmer wordt. Alleen niet op de thermometer, blijkbaar.
Volgens zijn nieuw verworven inzichten in de psychologie van de mens had hij daar vooraf wellicht nog eens heel goed over moeten nadenken, en tot de conclusie moeten komen dat ook zijn eigen interpretatie van de wetenschappelijke feiten wel eens zou kunnen voortkomen uit een persoonlijke predispositie
Of toch een mes met maar één snijkant?
Dit kan een kort blog blijven, want de hele redenering over de gepredisponeerde motieven van de sceptici is verbijsterend eenvoudig en afdoende te ontkrachten.
De meesten van ons zijn namelijk afkomstig uit de duurzame beweging of beroepspraktijk! Juist omdat we zo bezorgd waren over de aarde en de natuur, en daar actief in waren, of omdat het ons beroep was om met klimaatverandering bezig te zijn, leerden we de echte feiten kennen en begon het ons op een gegeven moment te dagen dat er iets niet klopte aan de alarmerende claims. Het proces daarna was steeds toenemende twijfel, tot het punt dat we er niet onder uit konden om toe te geven dat we deze claims los moesten laten.
Velen van ons waren uiteraard behept met dezelfde vooroordelen jegens sceptici als andere alarmisten en zagen zich aanvankelijk dan ook niet als sceptisch maar als objectief, en wilden ook liever klimaatrealisten dan sceptici genoemd worden. Tot we beseften dat die vermaledijde sceptici veelal eigenlijk niet ver afstonden van onze nieuwe ideeën en we ons verzet tegen deze kwalificatie stopten.
Welnu: als we vanuit onze persoonlijke predispositie gedoemd waren om sceptische waandenkbeelden te omarmen, waren we nooit begonnen als duurzaamheidsactivisten. De ideële waarden delen we dus gewoon met de AGW gelovigen, zoals Marcel Crok ook al benadrukte in
zijn interview.
De enige predispositie die er blijkbaar achter onze ontwikkeling tot scepticus zit is de sterke behoefte om de waarheid te achterhalen, ook als die tegen onze eigen overtuigingen of belangen ingaat.
Sceptici: bekeerde alarmisten
De meest aansprekende voorbeelden hiervan zijn Patrick Moore, oprichter van Greenpeace, en Theo Richel, Milieudefensie activist van het eerste uur. Beiden waren zeer invloedrijke actievoerders in een tijd dat dat nodig was, en beiden zijn nu zéér overtuigd sceptisch.
Maar op wellicht minder spectaculaire wijze geldt dat ook voor Richard Tol (IPCC auteur), Hajo Smit (cum laude afgestudeerd op klimaatmodellering en destijds zelfs gesponsord door Pier Vellinga, destijds werkzaam bij VROM ), Rypke Zeilmaker (natuurliefhebber en ecoloog), Marcel Crok (bekroond wetenschapsjournalist), en mijzelf (duurzame energie ontwikkelaar).
Ook bij de overige sceptici zie je alle politieke kleuren terug. Vooraanstaande sceptici Bas van Geel (UvA), Henk Tennekes (KNMI) en wijlen Arend Jan Voorman (sceptisch tijdschrift Spil) zijn/waren uitgesproken PvdAsympathisanten, de laatste zelfs als kader en kamerlid!
Het gemeenschappelijke waardepatroon van de sceptici blijkt dus ver te zoeken.
Wie kaatst
Het meest interessante aan deze kwestie is dat de sceptische beweging voor een groot deel bestaat uit bekeerde groendenkers, maar dat er mij niet één alarmist bekend is die ooit een scepticus was. Terwijl het voor je carrière een absolute 'boost' zou zijn, want als scepticus is je wetenschappelijke carrière meestal voorbij op het moment van je eerst sceptische publicatie. Als sceptici op geld of roem uit waren, waren ze beslist geen scepticus geworden.
Ik concludeer dat bij veel deelnemers aan het klimaatdebat het wetenschappelijk denken vertroebeld wordt door persoonlijke drijfveren en politieke overtuigingen, maar dat dat bij de meeste sceptici aantoonbaar niet het geval is.
Aldus Theo Wolters.
Deze 'posting' werd eerder gepubliceerd op
Climategate.nl.Voor mijn eerdere DDSbijdragen zie
hier.