[P]recies op het moment dat de ene na de andere professor in het Europees recht ruim zendtijd krijgt om uit te leggen dat Nederland zich vervreemdt van de Europese multiculti-consensus ontstaat er in Europa een voedingsbodem waarin de door het nieuwe kabinet gewenste aanpassingen van EU-richtlijnen heel wel zouden kunnen gedijen.
Er bestaat dus wel degelijk een gunstig Europees klimaat voor het beteugelen van immigratie. Aanpassing van EU-richtlijnen is daarbij onvermijdelijk. Aangezien ons land geen opt-out bij het Lissabonverdrag heeft bedongen, bepaalt immers niet Den Haag maar Brussel de spelregels van het Nederlandse immigratiebeleid.
Waar de professoren gelijk in hebben, is dat het grootste deel van de immigratiebeperkende maatregelen Europees geregeld zal moeten worden. Drie voorstellen uit het regeerakkoord kunnen zonder meer worden uitgevoerd. Nederland kan een betere controle op schijnhuwelijken en valse identiteitsbewijzen zonder problemen uitvoeren. Ook beperking van arbeidsmigratie van buiten de EU is toegestaan. De Europese Commissie is sowieso al van plan om de gezinsherenigingsrichtlijn aan het eind van dit jaar ter discussie te stellen. Om alle anti-immigratie voorstellen te kunnen uitvoeren, zal het kabinet echter niet minder dan zes Europese richtlijnen of verdragen moeten wijzigen. Nederland kan die voorstellen niet zelf doen maar is daarvoor afhankelijk van de Europese Commissie.
Eén ding is duidelijk: de Europese consensus dat de opvang van niet-westerse immigranten een morele plicht is staat sterk onder druk. Bepaald niet alleen in Nederland staan de problematische aspecten van immigratie ter discussie. De Nederlandse regering is eenzaam maar niet alleen. Het kabinet Rutte-Verhagen zou wel eens veel succesvoller in het buitenland kunnen onderhandelen dan de Geert Makjes van deze wereld denken.