Bankiers zijn gewone mensen.
In het verleden deelden sommigen zichzelf superieure kwaliteiten toe, die een forse beloning moesten rechtvaardigen. Nu worden bankiers vaak collectief afgeschilderd als louter zakkenvullers.
Er kan geen twijfel over bestaan dat de huidige economische neergang zijn oorsprong vindt in de financiële sector. En dat het frauduleuze handelen van een deel van de beroepsgroep de lont in het kruitvat vormde. Frauduleus handelen dat dusdanig crimineel was dat degenen die de hoofdschuldigen zijn wat mij betreft nu nog steeds achter de tralies zouden mogen zitten. Ik heb er
eerder op gewezen dat met name in Nederland de straffen voor financiële vergrijpen veel te laag zijn, waardoor (mede door de geringe pakkans) het idee ontstaat dat je er gemakkelijk mee weg komt (ook al word je gepakt).
Stel nu dat de bouwsector in Nederland wordt getroffen door een diepe crisis. De overheid reageert hierop door een aantal grote bouwbedrijven over te nemen en financieel te ondersteunen. Die bedrijven kunnen doorgaan met hun zegenrijke werk: De bevolking van woonruimte voorzien, wat een elementaire levensbehoefte is en ingrijpen door de overheid rechtvaardigt. In wat volgt gaat de overheid zich intensief bemoeien met wie er aan het roer staan bij de diverse bouwbedrijven, zowel de grote als de kleine. Ook komt er wetgeving om de beloning in de sector aan banden te leggen. Zo moet het geven van bonussen fors worden beperkt. Bouwbedrijven krijgen een stortvloed aan regels over zich heen. Zij moeten eindeloze rapportages inleveren bij de toezichthouder van de bouwsector, die zich ook nog eens intensief bemoeid met de manier waarop aannemers hun werk doen. Wat die overheid echter niet doet, is de sector saneren. Bijvoorbeeld door bedrijven te dwingen hun vermogenspositie te verbeteren via het aantrekken van meer eigen kapitaal en door zwakke bedrijven op te doeken.
Voor elke sector is het gestelde in de vorige alinea een absurd verhaal. Voor de financiële sector vinden we het echter normaal. De overheid probeert via gedetailleerde regels en het uitoefenen van controle uitwassen te bestrijden. Als er één ding duidelijk is geworden de afgelopen jaren, dan is het wel dat controle en toezicht hebben gefaald. Centrale banken gingen opzichtig de mist in bij Icesave, DSB Bank, Friesland Bank etc. De meeste grote accountantskantoren hebben het afgelopen decennium wel ergens een flinke zeperd gehaald. Rating agencies als Moodys en Standard & Poor lieten zich zand in de ogen strooien bij het waarderen van hypotheekportefeuilles en dan druk ik het voorzichtig uit. De lijst is nog veel langer.
Het laatste nummer van economenvakblad
Economisch Statistische Berichten besteedt in drie artikelen aandacht aan het thema
Moraal en het publieke belang. Met name de bijdrage van de Amsterdamse hoogleraar Hugo Keuzenkamp legt de vinger op de zere plek in een discussie die overigens breder gaat dan alleen de financiële sector. Zijn punt is dat individuen in de fout gaan en dat dit niet nieuw is:
Boeven zijn van alle tijden, van alle plaatsen. Ik ben het daar van harte mee eens. Zoals ik het ook eens ben met zijn conclusie dat het nastreven van eigen belang de mens eigen is. Dat levert n.l. de beste resultaten op, omdat mensen juist dan bereid zijn het beste uit zichzelf te halen. Een markt waar vrije toetreding mogelijk is en individuen en bedrijven met elkaar kunnen concurreren vormt de beste garantie voor het voorkomen (of onderuit halen) van economische machtsposities en het vergroten van de welvaart. Het is een voorwaarde voor een open maatschappij.
Wat het voorgaande duidelijk maakt is dat in een markteconomie toezicht en controle niet de juiste instrumenten zijn om een bedrijfstak te zuiveren van ongezonde elementen. Een sector blijft gezond als slecht presterende bedrijven failliet gaan. De overheid heeft niet de kennis en de kunde om ondernemingen voor te schrijven hoe ze hun bedrijfsvoering moeten inrichten. Zo zijn bonussen in beginsel een prima beloningsbestanddeel, maar misbruikt door handelaren die een economische machtspositie wisten te creëren en van variabel loon vast loon wisten te maken. Overheidsbemoeienis legt de verhoudingen vast in een sector en remt daardoor innovatie. Nieuwe toetreders worden afgeschrikt, wat de concurrentie beperkt.
Ook maakt de overheid nog eens twee kapitale fouten:
- Doordat banken niet failliet kunnen gaan, draagt de staat (mede) de verliezen die zijn ontstaan. Dergelijke (impliciete) staatsgaranties kunnen roekeloos gedrag in de hand werken, als de daarmee te behalen extra opbrengsten in eigen zak belanden en de verliezen worden afgewenteld op de overheid.
- De grote hoeveelheid voorschriften en regels die de overheid over de financiële sector heeft uitgestort (niet alleen over de banken) vormt een belemmering voor nieuwe toetreders. Het aantal spelers op de bancaire markt in Nederland is de laatste jaren gestaag afgenomen. Dat wordt voor de burger merkbaar in relatief lage spaarrentes en relatief hoge hypotheekrentes. Op die manier betaalt de burger het gelag. Echter niet alleen door het gebrek aan concurrentie. Ook wentelt de overheid de verliezen die in eerste instantie voor haar rekening kwamen af op spaarders en leners. Er staat ons nog iets te wachten aan afschrijvingen op o.a. ABN AMRO.
Er is nog een roze olifant in de kamer zult u zeggen, die ik nog niet heb genoemd, en die heet systeemrisico. Sommige banken zijn te groot om te laten omvallen. Dat ze zo groot zijn en gefinancierd met zo weinig eigen vermogen is natuurlijk ook een illustratie van falend toezicht en beleid in het verleden. Dat gezegd hebbende is de vraag wat je er aan doet. Vanuit academische kring is al talloze malen gewezen op de noodzaak voor banken om meer eigen vermogen aan te trekken en wel snel. Inderdaad, dat is de weg die landen als de VS en Zwitserland hebben bewandeld. In de EU wil men daar niet aan, vooral als gevolg van een latente eurocrisis en een succesvolle bankenlobby. Ook moeten banken verliezen nemen en niet voor zich uitschuiven. Liever bewandelen Europese banken echter de geleidelijke weg van winstinhouding en beperkte jaarlijkse afschrijvingen. Met als resultaat dat de kredietverlening aan wel groeiende bedrijven stokt. Bijkomend probleem is dat ook de kapitaalmarkt voor veel bedrijven op slot zit. Gezien de hoeveelheid eisen die aan bedrijven wordt gesteld, is het alleen voor grote(re) ondernemingen en de zeer snelle groeiers financieel aantrekkelijk om een beursnotering aan te vragen voor de door hen uitgegeven effecten. Ook hier is slechts een beperkt aantal partijen in staat een beursgang te begeleiden, mede vanwege de juridische expertise die dit vergt, waardoor je als bedrijf meteen de hoofdprijs betaalt.
Het is kortom tijd voor de overheid om een stapje terug te zetten wat betreft de inmenging in de financiële sector. Ook hier geldt weer dat wellicht goedbedoelde intenties verkeerd uitwerken. Bedrijfsprocessen verbeter je niet door staatsbemoeienis. Slechte bedrijven moeten failliet gaan, goeie de ruimte krijgen. En boeven horen in de gevangenis.