Kamervragen roepen minister Yeşilgöz (Justitie) op aanwijzing te gebruiken bij stopzetten zaak De Mos

Volgens de Wet op de rechterlijke organisatie heeft de minister van Justitie en Veiligheid de bevoegdheid om in bepaalde gevallen aanwijzingen te geven met betrekking tot individuele strafzaken. Gezien de omstandigheden van de zaak-De Mos vinden Wilders en Van Haga dat het gebruik van deze bevoegdheid gerechtvaardigd is. Hart voor Den Haag, de partij van De Mos, werd in oktober 2019 op basis van vermeende, maar nu ongegronde verdenkingen uit het college gezet, waarna ze werden uitgesloten van coalitiedeelname, ondanks het feit dat ze in 2022 de gemeenteraadsverkiezingen wonnen.

Op 21 april jongstleden oordeelde de rechtbank van Rotterdam dat De Mos en de medeverdachten volledig vrijuit gaan, waarmee de verdenkingen van het OM van tafel werden geveegd. Het gebrek aan grond voor het aantekenen van hoger beroep door het OM leidt tot de oproep aan minister Yeşilgöz om in te grijpen en de zaak-De Mos te stoppen. Volgens Wilders en Van Haga heeft het OM het democratische proces in de Hofstad al te lang verstoord en is het tijd om dit onrecht recht te zetten.

De oproep van de Kamerleden wordt versterkt door de uitspraken van scheidend OM-topman Van der Burg, die heeft benadrukt dat het OM niet blind en doof mag zijn voor signalen uit de samenleving. Wilders en Van Haga wijzen erop dat deze signalen duidelijk aanwezig zijn in Den Haag. Uit een peiling van Maurice de Hond blijkt dat maar liefst 64% van de inwoners van Den Haag de partij van De Mos graag terug wil zien in het college. Bovendien is 70% van de stad van mening dat het OM moet afzien van hoger beroep.