Het Britse tijdschrift The Economist heeft een onderzoek gepleegd onder 27 landen naar de verhouding tussen mannen en vrouwen. Wat blijkt? Die verhouding loopt steeds verder uiteen en ze ontmoeten elkaar steeds minder.
Mannen worden steeds conservatiever, rechtser, in hun levenshouding. Vrouwen worden steeds progressiever, linkser. Vrouwen hechten aan het LHBTI-concept, maar mannen niet. Ze hebben later sex en er zijn meer singles. Het opvallende is dat dit een mondiaal verschijnsel is. In de VS, Polen, Italië, Frankrijk en China zijn jonge vrouwen veel progressiever dan mannen. De klacht van mannen is dat het feminisme te ver doorgevoerd wordt, waardoor mannen zich zowel privé als zakelijk bedreigd voelen door vrouwen die macht, status en positie claimen. Mannen menen dat de betere banen nu aan vrouwen toevallen. Inclusie en vrouwenquota zijn daarbij instrumenteel. Vrouwen vinden dat mannen geestelijk niet goed meekomen in de relatie, “vele mannen hebben een mindset van een kleine jongen”. Mannen voelen dat als minachting. Napoleon zei: “Al mijn dat oorlogen zijn triviaal vergeleken bij de oorlog die ooit tussen mannen en vrouwen zal uitbreken.” Radicaal feministen menen dat kapitalisme slecht is voor vrouwen, dat het ze achterstelt. Het tegendeel lijkt waar. Het kapitalisme heeft juist gezorgd voor een geweldige emancipatie van vrouwen, waardoor ze nu prevaleren in ondermeer zorg, justitie en onderwijs. Feministen laten echter na te ageren waar vrouwen achtergesteld zijn vanuit religie en ideologie.
Vrouwen doen het beter in hogere opleidingen en eisen hun plek op tegen gelijke beloning als hun mannelijke collega’s. Toch wijzen radicaal feministen op het Glazen Plafond, het ‘tyrannieke patriarchaat’ en de ‘toxische masculiniteit’, daarmee suggererend dat er iets mis is om man te zijn. Mannen klagen dat vrouwen hogere functies claimen maar de lagere en meer riskante jobs aan mannen laten. Mannen in Korea vinden dat vrouwen ook militaire dienstplicht moeten vervullen, net als zij. Mannen in China vinden dat vrouwen het gezin boven hun werk moeten stellen. Chinese vrouwen willen echter werken, niet trouwen en geen kinderen krijgen, waardoor er een demografisch doemscenario ontstaat. Mannen menen dat de politiek en het bedrijfsleven de maatschappelijk ambities van vrouwen aanmoedigt en begeleidt, maar ze schenken geen aandacht aan wat dit met mannen doet.
Waar gaat dit heen? China leert ons dat sturen naar meer kinderen niet werkt, of dat men verkeerd stuurt. Het leidt tot minder kinderen. Dit is goed ter bestrijding van overbevolking, maar het doet de nadelen van vergrijzing doorbuigen. Dat vrouwen hun gerechtvaardigde positie opeisen is goed, maar liefst zonder dwang van quota en eenzijdige berichtgeving. Het feminisme neigt nu naar eenzijdigheid. Mannen voelen zich daarvan het slachtoffer. Ze steken hun vinger op: “Wij zijn er ook nog.” Enig begrip van vrouwen en in de publieke opinie lijkt gewenst. Als het zou helpen dat mannen zich beter kunnen aanpassen aan een veranderende wereld is winst, voor mannen én vrouwen.
Frits Bosch is econoom en socioloog. Hij is tevens auteur van “Risico als obsessie”, “Dat is het risico”, “Wereld op een keerpunt” “Onbehagen bij de elite”, “Schaft ook Nederland zich af?” en “Feminisme op de werkvloer”. Zijn meest recente boek is Kafkaistan.