Het Nederlandse stikstofbeleid, met zijn absurde normen en verstikkende impact, wordt internationaal gepresenteerd als voorbeeldig milieubeleid. Maar in mijn analyse – gebaseerd op ecologie, chemie, meteorologie, statistiek, recht, economie én filosofie – ontrafelt dit beleid zich als wetenschappelijk dubieus, economisch destructief en maatschappelijk ontwrichtend. Ik neem u mee in een kritische dissectie van het fundament onder dit beleid. De gehanteerde modellen, aannames en dogma’s komen onder het vergrootglas, om aan te tonen dat stikstof in Nederland niet meer is dan een rekenkundige zondebok, een abstract gevaar dat beleid dicteert, maar nooit werkelijk wordt gemeten of begrepen. 1. Inleiding: stikstof als rekenkundige vijand
De Nederlandse
stikstofcrisis is geen ecologische ramp. Het is een juridische en bestuurlijke constructie, gebaseerd op modellen en abstracties. Terwijl stikstof elders op de wereld wordt gezien als een bouwsteen van het leven, is het in Nederland tot vijand nummer één verklaard. Bouwprojecten liggen stil, boeren raken hun grondrechten kwijt, infrastructuur stagneert – en dat alles op basis van rekenmodellen die suggereren dat een fractie van een mol stikstof per hectare een ‘onherstelbare’ schade aanricht.
(Artikel gaat verder onder deze oproep) Sluit je aan bij duizenden DDS-lezers. Geen spam. Alleen eerlijke updates, scherpe opinies en onmisbare analyses. Meld je hier aan voor onze nieuwsbrief.
Mijn doel is niet om vervuiling te bagatelliseren of natuurbehoud te ondermijnen. Maar het is wel mijn overtuiging dat het Nederlandse stikstofbeleid een karikatuur is geworden van zichzelf. De complexiteit van ecosystemen is gereduceerd tot simplistische normen. De wetenschap heeft plaatsgemaakt voor een dogmatisch geloof in modellen. En de samenleving betaalt daar de prijs voor.
2. Ecologie: het dogma van de kritische depositiewaarde
De kritische depositiewaarde (KDW) vormt de kern van het stikstofbeleid. Een grens waarboven, zo wordt beweerd, ecosystemen onherstelbaar beschadigd raken. Maar in mijn zoektocht naar de onderbouwing van deze waarden, stuit ik keer op keer op hetzelfde probleem: het zijn theoretische constructies, gebaseerd op correlaties, zelden op harde causaliteit.
De Veluwe versus de Waddenzee
Ik heb gekeken naar verschillende natuurgebieden: de Veluwe, met zijn arme zandgronden, en de Waddenzee, een dynamisch getijdengebied. Beide worden onderworpen aan dezelfde stikstofnormen, ondanks totaal verschillende ecologische processen. Dit getuigt van een gebrek aan nuance. Het beleid doet alsof stikstof overal hetzelfde effect heeft, ongeacht bodemtype, hydrologie of biodiversiteit.
Veerkracht en natuurlijke dynamiek
Ecosystemen zijn veerkrachtig. Dat is geen mening, maar een wetenschappelijk feit. Natuur verandert, past zich aan, herstelt. Het beleid negeert deze dynamiek. Het doet alsof elk overschrijden van een norm leidt tot definitief verlies. Maar ecologische successie – het proces waarin landschappen en soorten elkaar afwisselen – is een natuurlijk verschijnsel. Stikstof kan daar onderdeel van zijn, maar is zelden de hoofdrolspeler.
3. Atmosferische chemie en meteorologie: het geloof in modellen
Het beleid vertrouwt blind op het AERIUS-rekenmodel. Met dit instrument wordt stikstofdepositie tot op drie cijfers achter de komma berekend. Die schijn van precisie fascineert mij. Want als ik naar de onderliggende aannames kijk, zie ik een aaneenschakeling van onzekerheden:
Onzekerheden tot 50%
De atmosferische verspreiding van stikstof is afhankelijk van windrichting, neerslag, temperatuur, en nog tientallen andere variabelen. De onzekerheidsmarges kunnen oplopen tot 50% of meer. En toch worden op basis van deze berekeningen rechtszaken gevoerd over bouwprojecten die ‘0,05 mol stikstof per hectare per jaar’ zouden uitstoten.
Geen vergelijkbare aanpak in Europa
Ik heb onderzoek gedaan naar hoe andere landen hiermee omgaan. Geen enkel Europees land hanteert zulke strikte normeringen, laat staan dat zij beleid baseren op modeluitkomsten zonder directe veldmetingen. Nederland is hierin een mondiale uitzondering – en niet op een positieve manier.
4. Statistiek: de mythe van de causale relatie
Een ander fundament onder het beleid is de veronderstelde link tussen stikstof en biodiversiteitsverlies. Maar als ik de statistiek bekijk, zie ik vooral correlaties, geen causale verbanden.
Multifactoriële oorzaken
Biodiversiteit staat onder druk, dat ontken ik niet. Maar stikstof is zelden de enige, laat staan de belangrijkste oorzaak. Habitatversnippering, hydrologische veranderingen, klimaatverandering – allemaal factoren die minstens even zwaar wegen. Toch wordt stikstof als hoofdschuldige aangewezen, eenvoudigweg omdat het meetbaar lijkt en juridisch grijpbaar is.
5. Rechtsfilosofie: van democratie naar juristocratie
Wat mij persoonlijk het meest stoort, is hoe dit beleid tot stand komt. Niet via democratisch debat, maar via rechterlijke uitspraken. Het PAS-arrest is daar het bekendste voorbeeld van. Beleidsvorming is verschoven van de volksvertegenwoordiging naar de rechtszaal.
Legitimiteit en proportionaliteit
De strengheid van het beleid heeft niets te maken met Europese wetgeving. Het Europese Hof biedt ruimte voor nationale interpretatie. Nederland kiest steevast voor de meest extreme variant, zonder afweging van economische en sociale gevolgen. Ik zie hierin een vorm van bestuursdogmatisme die ver afstaat van het proportionaliteitsbeginsel.
6. Economie: de waanzin van kosteneffectiviteit
De economische schade door het stikstofbeleid is gigantisch. Als ik naar de kosten kijk – stilgelegde bouwprojecten, geruïneerde boerenbedrijven, vertraagde infrastructuur – dan kan ik niet anders dan concluderen dat de baten in geen verhouding staan tot de lasten.
Marginale baten, exponentiële kosten
Elke verdere reductie van stikstofdepositie levert steeds minder milieuwinst op, terwijl de kosten exponentieel toenemen. Dat is het principe van afnemend rendement, een basisregel in de economie. Maar in het stikstofbeleid lijkt die wetmatigheid niet te bestaan.
7. Filosofie: natuur als ideologisch construct
Ten diepste is dit beleid gestoeld op een technocratisch wereldbeeld. Een geloof dat natuur statisch is en met cijfers en regels beheersbaar. Maar de natuur is dynamisch. Zij verandert, past zich aan. Het beschermen van heidevelden tegen natuurlijke successie (zoals bosvorming) is geen ecologische noodzaak, maar een culturele keuze.
De heide als artefact
Veel natuurgebieden die nu ‘beschermd’ worden tegen stikstof, zijn geen oernatuur. Heidevelden bijvoorbeeld zijn ontstaan door menselijk ingrijpen. Het idee dat we deze in een kunstmatige staat moeten bevriezen, is een ideologisch project – geen ecologisch imperatief.
8. Conclusie: een beleid gebouwd op drijfzand
Het Nederlandse stikstofbeleid is een wetenschappelijke reductie, een juridische constructie en een economische destructie. Ik zie een beleid dat complexiteit reduceert tot modellen, waarin natuur wordt gezien als statisch object en waarin de samenleving de prijs betaalt voor een technocratische utopie.
Ik heb dit artikel niet geschreven om u te overtuigen van mijn gelijk. Wel hoop ik dat u, net als ik, ziet hoe belangrijk het is om vraagtekens te zetten bij beleid dat zich tooit met de mantel van wetenschap, maar bij nadere beschouwing meer lijkt op ideologie. Het is tijd voor herziening. Voor beleid dat recht doet aan de complexiteit van het leven, en aan de waardigheid van degenen die daar middenin staan.
Sluit je aan bij duizenden DDS-lezers. Geen spam. Alleen eerlijke updates, scherpe opinies en onmisbare analyses. Meld je hier aan voor onze nieuwsbrief.