Recentelijk liep ik met mijn hond Pommie door het Vondelpark
toen ik plotseling mijn vader in de lentezon en middagrust op een bankje zag
zitten. Mijmerend keek hij voor zich uit. Zijn spieren waren nog aangespannen
van zijn training. Hij komt uit 1947, maar is nog altijd een man van discipline
en kracht. Het was een mooi plaatje waar ik naar keek. Het ritme van de stad werd
erdoor onderbroken. Hij leek wel even uit de tijd te zijn gestapt. Ik ging met Pom voor hem staan en haalde hem terug. Hij
bekeek ons alsof hij tevreden was over deze verrassing. Hoewel verrassing?
“Normaal gesproken, ga ik hier nooit zitten na het trainen en loop ik gelijk
naar huis. Vandaag voelde ik dat ik hier moest stoppen.” Alsof hij ons
opgewacht had. Hij stond op en gebaarde me om samen het rondje Vondelpark af te
maken.
Meester en leerlinge
Terwijl we liepen, sprak ik over mijn keuze om me te focussen
op filosofische romans. Over wat dat concreet voor me betekent. Ik vertelde hem
dat er veel gaat veranderen in mijn leven om mijn levenskwaliteit te verhogen
en beter te focussen. (Schrijf ik nu met zware griep.) Het is misschien al een
tijd een beetje teveel. Ik deelde dat ‘een bepaalde deur’ sluiten me zwaar
viel, maar dat ik sindsdien pas kon denken aan de volgende stappen. Hij
luisterde en begreep. Dat stuk duurde slechts een paar minuten.
Zoals altijd begon hij me iets bij te brengen en was ik
degene die luisterde. Zijn love language met mij heeft altijd bestaan uit
me iets bijbrengen als meester. En de meest complexe materie uit zijn
spreekbeurten die ik steeds weer heb gevolgd als zijn leerlinge. Deze
ontmoeting in het Vondelpark was een voortzetting van ons ritueel. Ik
glimlachte, knikte en ontving wat hij me wilde vertellen.
Meer dan een middeleeuws epos
Zoals vaker in ons ritueel verschoof zijn leer naar zijn
zoektocht naar God. En dit keer naar Dante. Mijn vader sprak over
La Divina
Commedia alsof hij er gisteren nog tijdens het
lezen door overrompeld werd. Een
werk dat hij overigens in klassiek Italiaans tot zich heeft genomen. Eén van de
zeven of acht talen (ik ben de tel kwijt) waarmee hij werken bestudeerd, omdat
iedere taal weer andere nuances naar voren brengt en andere gewaarwordingen in
hem oproept. Dát is dus mijn vader. Nerdalert. Zijn kinderen kunnen er
inmiddels ook wat van. Ik leer nu Spaans en vrees dat ik me ook aan Grieks ga
begeven. Tijd. Prioriteit. De eeuwige strijd.
Het meesterwerk van Dante Alighieri is meer dan een
middeleeuws epos. Het is een innerlijke reis. Een allegorie van de ziel op weg
van verwarring naar verlossing. De hel (Inferno) is niet zomaar een
plaats van bestraffing. Het is een spiegel. Voor wie het kent: elke cirkel
toont een perverse vorm van verlangen dat zichzelf niet meer kent en daardoor
destructief wordt.
Dante leert ons dat kwaad geen autonoom fenomeen is, maar
een vervorming van het oorspronkelijke goed. Elk vagevuur (Purgatorio)
staat voor de transformatie van dat verlangen. De heropvoeding van het hart. In
het paradijs (Paradiso) ontmoeten we uiteindelijk de pure wil tot
goedheid. Een verlangen dat transparant is geworden. Ook wel verlicht,
afgestemd op het hogere.
Mijn vader, die ooit zelf de wereld van de Kabbala indook en
jarenlang daarin doseerde, zag in Dante’s werk verwantschap. Ook de Kabbala
spreekt immers over een innerlijke structuur van de mens in traptredes. Een
‘levensboom’ die via verschillende Sefirot, ook wel krachten of
emanaties, de ziel tot eenheid probeert te brengen. Beide systemen, dus Dante’s
trappen en de kabbalistische ladder, beschrijven het moment waarop de mens zijn
diepste wens niet langer kan ontkennen. Het punt waarop het leven geen
vluchtroutes meer duldt en je all in moet gaan. Dat hoeft niet perse een
existentieel kantelpunt te zijn. De afgrond kan ook een poort zijn.
We spraken over hoe deze momenten vaak samenhangen met het
offer van wat minder is voor wat meer kan worden. Bijvoorbeeld oppervlakkige
intimiteit loslaten. Gemakzuchtig genot opgeven. Niet omdat verlangen en
seksualiteit slecht is, maar omdat het zo kostbaar is dat het richting
verdient. Want kun je nagaan als intimiteit je wel brengt waar je heen moet?
Volgens mij is dat ons allemaal gegund.
My father’s gun
We spraken ook over sublimering: de kunst om het rauwe vuur
in jezelf om te smeden tot iets scheppends. Want wat is er wezenlijker dan de
toegang tot het hogere? Sorry kunstmatige intelligentie. Er zijn lagen waar je
nooit, maar dan ook nooit bij zulk komen. Correctie: mag komen. Goddank, met de
nadruk op God.
Ironisch genoeg, namen mijn vader en ik een foto voor het
bekende Jezuskraampje tegenover het Concertgebouw. Mijn vader in zijn leren jas
en stoere zonnebril op. Een soort ouderwetse held uit een Europese film noir.
Alleen zijn grijze haren en gerimpelde huid verklapten dat hij geen dertiger
meer is. Ik wat klassieker, glimlachend en vleiend tegen zijn wang aan, met
Pommie voor de borst in de zachte zon.
Niks aan onze band en interactie is ooit standaard geweest.
We zijn bovendien anders bedraad. Maar in dit speelveld blijven we elkaar tot
de dag van vandaag vinden. Soms vraag ik me af hoe lang ik dat nog mag
meemaken. Hoe vaak we nog samen een filosofisch zijpad zullen inslaan, dwalend
langs het Amsterdamse decor. Zoals deze wandeling door Dante's hel en paradijs,
gewoon door het stadspark. Als mijn vader er straks niet meer is, blijft zijn
stem in me spreken. Niet uit nostalgie of enkel familiair verband, maar als belangrijke
invloed op mijn leven.
Regelmatig denk ik aan
Elton
John’s My Father’s Gun, dat vreemde lied over erfgoed en
verantwoordelijkheid. Want als mijn vader de theorie is, ben ik de praktijk.
Hij heeft me menig raamwerken gegeven. Ik leef het leven erin uit. Dat is
waarom ik schrijf, zoek, verander, leef. Waarom ik vanaf nu mogelijk vaker op
een bankje in een park ga zitten. Hoewel het park op niet al te lange termijn,
hoop ik, verwisseld zal worden door de zee.
Misschien dat een ander me dan onverwachts vindt, luisterend
en iets begrijpend van mijn existentiële drang om te doen wat ik doe. Een
ladder. Licht. Liefde. Een naam. Een geschiedenis, van Portnoy’s klacht met een
‘i’ aan het eind, zeg ik met een knipoog, tot de Nederlandse verbastering Portnaar.
Daar zit eigenlijk alles in.
Dina-Perla Portnaar