Column Sid Lukkassen: Löwith versus Spengler - hoe om te gaan met het noodlot?

Opinie05 apr 2022, 12:47

Een belangrijk vraagstuk in de filosofie betreft de ‘zin van de geschiedenis’. Is er een hoger doel achter wat zich in onze geschiedenis afspeelt? Ontvouwt zich een groter plan of is alles stom toeval? Dit vraagstuk begint bij de Hebreeuws-christelijke profetieën. Daarin staat alles ten teken van de komst van de verlosser en het Laatste Oordeel. Later zijn er ontkerkelijkte visies op de geschiedenis bijgekomen, zoals die van de socialist Karl Marx. Die stelt dat de kapitalistische concurrentie leidt tot een laatste eindstrijd tussen bezitters en arbeiders. Daarna zou de mensheid aanbelanden in een communistisch paradijs als eindstadium.

Maar er zijn ook auteurs die menen dat de geschiedenis juist géén intrinsieke betekenis heeft. Karl Löwith (1897–1973) en Oswald Spengler (1880–1936) zijn zulke filosofen. Löwith is een tot het protestantisme bekeerde jood, die vluchtte nadat de nazi’s de macht kregen. Hij meent dat wie een ‘betekenis’ in de geschiedenis ontwaart, twee onverenigbare posities combineert. Enerzijds de ratio, het met feiten en analyses willen bewijzen dat de geschiedenis ons ergens heen voert; anderzijds het geloof, het willen vertrouwen op een hoger doel áchter de geschiedenis dat niet proefondervindelijk waarneembaar is. De bewijzen worden met de ratio nagespeurd, maar het hogere doel zelf moet op basis van een wilsbesluit worden aangenomen.

Löwith meent dat deze tegenstrijdigheid moet leiden tot ontgoocheling, maar óók tot totalitaire experimenten zoals de socialistische heilstaten. Het hoogst haalbare is voor Löwith de gemoedstoestand van berusting, onthechting en gelatenheid. Ongeveer zoals de oude Grieken en Romeinen nastreefden – een stoïcijnse levensleer gericht op een rimpelloos gemoed.

Voor Spengler bestaat de geschiedenis uit een serie beschavingen die opkomen, blinken en verzinken. Ze hebben een eigen levenscyclus zoals levende organismes. Beschavingen hebben eigen waarden en idealen: culturen bepalen wat voor de mensen die binnen die culturen leven als ‘zinvol’ geldt. Echter, géén beschaving zou ooit universele of transcendente relevantie kunnen bereiken. De ‘zin’, het ‘doel’ of de ‘betekenis’ van de geschiedenis is voor Spengler hooguit het spektakel van het spel dat zich afspeelt tussen deze beschavingen. Op een dag is alles tot stof vergaan en dan is het poppetje gezien en kastje dicht – the universe doesn’t care.

In eerste opzicht duiden Spengler en Löwith de geschiedenis ongeveer hetzelfde, maar tóch zitten ze niet op één lijn. Löwith bekritiseert Spengler in zijn boek Meaning in History (1949). “Spengler ziet het verval van het Westen onder ogen, maar heeft niet het temperament om dat verval met gelatenheid en onthechting tegemoet te treden. Hij komt tot een soort Nietzscheaans uitgangspunt. Spengler wijst valse hoop af en stelt dat je heroïsch het noodlot moet omhelzen. Maar daaruit spreekt verwarring. Als het noodlot werkelijk onvermijdelijk is, dan maakt het niet uit hoe we dat ondergaan. Als er tóch een element van zelfbeschikking bij is, dan is het noodlot niet onvermijdelijk en dus niet het noodlot.”

Over de premisse blijken Löwith en Spengler het eens: de geschiedenis in zichzelf heeft geen hoger achterliggend doel. Desalniettemin ontsluit Spengler een nerveus Faustisch verstaan van een toekomst en van toekomstgerichtheid, waar wij mensen – in het bijzonder de Westerse mensen – ons niet van kunnen losmaken. Want dat Faustische slaat juist op het rusteloze, het strevende, het verlangen om het oneindige te doorgronden en te overstijgen, wat zo typisch is voor de Westerse beschaving.

De marxist kon zich tot op zekere hoogte verzoenen met de armoede en de ellende: hij zag dit als een noodzakelijke baringswee van de heilstaat waarop de geschiedenis aanstuurde. Maar voor Löwith en Spengler is de geschiedenis intrinsiek zin- en doelloos. Löwith vindt een bedeesde onthechting de meest gepaste reactie, maar hij merkt op dat Spengler niet zonder meer berustend is in het verval. Zoals gezegd zou Spengler via Nietzsche uitkomen op een bevestiging en omhelzing van het lot, en van daaruit op een vorm van accelerationisme. Oftewel – als de val van het Westen dan toch voor de deur staat, dan kun je maar beter moedig zijn, daar niet van wegkijken en er je eigen voordeel mee doen.

Nu denk ik dat Löwith hier de plank misslaat wanneer hij zijn conclusies trekt. Óf het verval is ons noodlot, en dan kun je er niks mee, óf het maakt uit hoe je jezelf ertoe verhoudt, en dan is het lot te beïnvloeden. Löwith reflecteert hier op de geschiedenis als een proces dat te sturen is via collectief handelen.

Echter die dichotomie gaat voorbij aan wat Spengler nastreeft. Namelijk: een soort van therapie bieden op het niveau van het individu. Wij Faustische zielen zijn rusteloos bezig met de toekomst. En dat omhelzen van het lot is een soort coping strategie. Denk bijvoorbeeld aan het boek Enjoy the Decline, in 2013 uitgegeven door een rechtse Amerikaanse blogger. Het is geschreven om ons te leren omgaan met de uitholling en afsterving van de Verenigde Staten.

Maar voordat ik dat nader toelicht, nog even terug naar Löwiths kritiek. Spengler zou de fout ingaan, omdat hij zich laat verwarren door een ‘wil tot de toekomst’ die open is voor dynamiek en mogelijkheden. Hij moet dat zien te verzoenen met de vaststaande zekerheid van een onvermijdelijke uitkomst. Dat kan niet, en daarmee is Spengler verward. Aldus Löwith.

Echter die wil tot de toekomst is eigen aan wie wij zijn als West-Europeanen. Dat is cultureel of genetisch bepaald – in ieder geval is het een eigenschap waarmee wij bedragen zijn. En juist voor zo’n dynamisch en grensverleggend wezen is het een ondragelijk lijden om zich te moeten verzoenen met een onontwijkbare einduitkomst. Dit moet je meewegen om Spenglers project op waarde te kunnen schatten. Die dynamische energie moet in confrontatie met het noodlot – het onvermijdelijk verval – toch een richting op worden gekanaliseerd. En dat is een mentale uitdaging: dat valt in een andere categorie dan een logisch consistent wereldbeeld aanbieden of een epistemologisch waterdichte kosmologie.

Oftewel, een analyse van de geschiedenis kan wel logisch kloppend zijn – een nihilistisch beeld van een geschiedenis waarin onze beschaving onvermijdelijk gedoemd is tot falen, uitputting en sterven. Als het gemoed zich daar echter niet mee kan verzoenen, dan laat het zich niet door allerlei rationalistische en argumentatieve constructies alsnog commanderen tot gemoedsrust. Dát is het hele eieren eten. Om dit inzicht goed uit de verf te krijgen, moeten we terug naar een gesprek dat ik jaren geleden voerde in Arnhem met mijn goede vriend David.

Het was een koude lentemorgen en wij zaten op een bankje bij de V&D, die toen nog bestond. De blauwgrijze ochtendnevel was net opgetrokken: de intrinsieke zinloosheid van het bestaan was goed te voelen in de kilte van de atmosfeer. Toen raakte ons gesprek op dat boek, Enjoy the decline. Let wel: ik woonde samen met een vaste partner, werkte op de Radboud Universiteit en zat voor de VVD in de gemeenteraad. Objectief gezien stonden de zaken er positief voor. Maar natuurlijk zag ik al lang aankomen wat ons te wachten stond. Cancel culture, woke-hersenspoeling, afnemende sociale samenhang en steeds meer bureaucratie.

De afwezigheid van een bezield verband – van een omgeving waarbinnen je voelt dat je werk zin heeft – drukte toen al sterk op ons. David suggereerde een toekomst vol malle plannen. Zoals grappen maken op sociale media, politici uitdagen tot lachwekkende debatten, wilde feesten en geile seksdates. David begrijpt elk woord dat ik schrijf, echter zijn energie steekt hij niet in publiceren maar in feesten en tinderen. En als ik de laatste dagen van het Westen met enige afstand bekijk, dan heeft hij een punt: geniet van die uitspattingen nu het nog kan. Maar mijn probleem is dat ik niet zo ben. Ik blijf gedoemd tot een Faustische productiviteit – een scheppingsdrang die zelfs op me drukt in tijden van depressie.

Ik merkte op dat zelfs als ik tijd, geld en gezondheid heb, dat die leegheid van dat toekomstbeeld mij alsnog ongelukkig stemt. Ik zie de humor ervan in, maar het is voor mij geen levensinvulling, want mijn ziel is nu eenmaal ijverig, consciëntieus en ambitieus. Altijd als ik David spreek, komen wij direct of indirect op dat gesprek van die kille voorjaarsochtend. Eigenlijk is het óók het gesprek dat Löwith met Spengler had moeten voeren. In plaats van hem afstandelijk te bekritiseren op de logische consistentie van diens vertoog.

Want wat nu als je in elke vezel voelt dat je iets zou moeten doen? Iets groots, iets ambitieus, iets meeslepends en verheffends? Iets dat deel kan zijn van de geschiedenis en de grote verhalen die daarover worden verteld? Maar als je tegelijkertijd – vanuit je verstand, je nuchtere analyse en de koude logica – moet concluderen dat de strijd gestreden is, dat de uitkomst vaststaat, dat wij mensen nu domweg woke drones gaan worden? Dat algoritmes en intelligente machines ons overvleugelen? Dat repressie en verplatting de onvermijdelijke uitkomst zijn van een bureaucratisch globalistisch kapitalisme? Oftewel – de analyses van Pim in mijn Telegram-kanaal. Het wordt alsmaar moeilijker om daar een opbeurende noot tegenover te stellen. Steeds vaker kan ik alleen maar instemmen. Lees nu:

Ons land laat zich juichend voor de tv een totalitair systeem in rommelen. Je ziet aan alles dat de burger de strijd heeft verloren. Wie ziet nog het geheel? De kranten media pikken er één dingetje uit – op een overweldigend aantal andere vlakken wordt het verder uitgerold. De boeren weg, minder vlees, melk in de ban, kunstkaas, en steeds meer gefabriceerde voeding uit de fabrieken van de elite. Vliegtaks, suikertaks, energietaks, vleestaks... De burger kan niets meer, en wie nog de moed heeft een rechtszaak aan te spannen, trotseert tientallen zo niet honderden VN/EU juristen.

Ik denk dat de machthebbers al door een A.I. worden geholpen. Een advocaat zal daar nooit meer van winnen. De trein dendert altijd door, zelfs zonder kabinet. De meeste plannen worden zonder enige bemoeienis van het parlement uitgevoerd door een volledige parallelle macht. We zien dit ook aan de voortvarendheid bij het opruimen van politieke tegenstanders. Willem Engel komt zelfs voor opruiing bij een meervoudige kamer terecht – bij Wilders duurde het maar liefst tien jaar!

Willem Engel hoeft niet eens veroordeeld te worden – de media zijn al tégen hem, de publieke opinie is al tegen. Engel wordt als voorbeeld voorgehouden aan iedereen die zich uitspreekt tegen de macht.

Pim heeft gelijk: tegenwoordig worden mensen al met een schuin oog aangekeken als je melk bij de thee of koffie bestelt. Want melk veronderstelt koeien en dus ‘foute’ veehouderij. Als de plannen van D66 en GroenLinks doorgaan, dan wordt straks in de leeggekomen boerenschuren legaal wiet verbouwd. En daaronder – in het geheim – de koeien, de melk, die als ‘mooshine’ onder de toonbank wordt verkocht.

Elke dag voel ik me meer opgesloten in mijn leven, hoeveel ‘vrijheid’ ik voor de vorm ook heb. Je ontwaakt met de werklust van een heldere voorjaarsdag, en voordat het middaguur aanbreekt ben je al met je neus op de feiten gedrukt en zinkt de moed je in de schoenen. We komen toch uit op wat de marxist Antonio Gramsci omschreef als ‘het pessimisme van het verstand gecombineerd met het optimisme van de wil’.

Slaat Löwith de plank mis? Neen, maar hij brengt zijn kritiek op Spengler op zo’n wijze dat hij de eigenlijke pointe van diens oeuvre niet hoeft te beantwoorden. Ja, als je enerzijds een noodlot vaststelt (verval en het uitdoven van de beschaving), dan is het zinloos om nog adviezen tot handelen te geven. Handelingsruimte veronderstelt immers vrijheid en beweeglijkheid. Dit is logisch inderdaad tegenstrijdig.

Maar eigenlijk gaat het om de psychologische opgave waarmee de mens worstelt. Neem een Romeins staatsburger die onder ogen zag hoe de keizers corrupt waren, zichzelf verrijkten terwijl barbaren de steden plunderden. Op zo’n moment moet je dan maar berusting vinden in de eeuwigheid van de kosmos en de ritmes van de natuur. Hoe realiseerbaar is dat? Wat is die stoïsche houding waard in de praktijk?

Die vraag kan Spengler net zo goed terugkaatsen naar Löwith, want dat is de eigenlijke pointe.

Steun Sid via BackMe – anders komt het écht niet goed. Hij is te volgen via Telegram.

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten