Een oude Wall Street wijsheid luidt dat je tijdens een crisis niet alleen moet letten op wie verkoopt maar ook op wie koopt. Vrij vertaald: elke crisis levert behalve verliezers ook steevast een paar grote winnaars op. Zo is het ook in het geval van de Ierse staatsschuldcrisis. Verliezers zijn er genoeg. De Europese belastingbetalers gaan bijvoorbeeld collectief opnieuw voor honderd miljard het schip in. En als Ierland eenmaal gered is, gaan de markten onvermijdelijk door naar het volgende Europese probleemgeval Portugal. Voor Europese belastingbetalers is het leed dus nog lang niet geleden.
Een andere groep verliezers zijn de PIIGS-landen zelf (Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje). Niet alleen zullen ze door hun enorme schuldenlast tot een periode van langdurige economische stagnatie worden veroordeeld, in politiek opzicht verliezen ze ook hun status van zelfstandige speler. Een land dat niet zonder hun hulp zijn begroting op orde kan houden, heeft immers in de onderhandelingen aan de Europese hoofdtafel niets meer te eisen.
Verliezers te over dus. Maar hoe zit het nu met die winnaars? Wie zijn de kopers in deze crisis? Die zitten allereerst in Brussel.
Federalisten dromen al vijftig jaar van een Europese politieke rol in het economisch proces. Dankzij de staatsschuldcrisis gaat die droom nu eindelijk uitkomen. In de voorgestelde maatregelen om de volgende staatsschuldcrisis te voorkomen is namelijk een centrale rol weggelegd voor de Europese instellingen. De Europese raad gaat dwingende economische doelstellingen formuleren voor het begrotingsbeleid van de lidstaten. De Europese Commissie krijgt de bevoegdheid om teams van controleurs naar de hoofdsteden te sturen om de begrotingen tegen het licht te houden. Zo wil men afdwingen dat de lidstaten zich aan de Brusselse aanbevelingen gaan houden. Lidstaten die dat niet doen, wacht een fikse boete of mogelijk zelfs verlies van stemrecht in de Raad.
Winnaar is daarnaast betaalmeester Duitsland. Het land moet weliswaar een groot deel van de rekening van deze crisis voor zijn rekening nemen. In ruil daarvoor krijgt het echter vrijwel onbegrensde zeggenschap over de regels van het Europees Monetair Beleid, het Europese economisch beleid, ja zelfs het economisch beleid van de lidstaten. Zo wordt van Ierland verwacht dat het, in ruil voor Duits kapitaal, zijn vennootschapsbelasting (nu met 12,5% een van de laagste in de EU) verhoogt zodat het land niet langer met Duitsland kan concurreren op belastinggebied. Duitsland gebruikt deze crisis dus volop om het eigen economisch voordeel te vergroten en zijn politieke wil aan de wanbetalende lidstaten op te leggen. Het is ongetwijfeld het voorrecht van de grootste betaler. Of het verstandig is, is een andere zaak.
Het is immers nog maar de vraag of de reddingsacties wel gaan werken. Ierland kan wellicht met kunst en vliegwerk overeind gehouden worden. Maar na Ierland volgt dus onvermijdelijk Portugal. En na Portugal volgende de werkelijke probleemgevallen: Spanje en Italië. Als die beide landen ook gered moeten worden, zal zelfs het Stabiliteitsfonds van 750 miljard waarschijnlijk niet toereikend zijn om de eurozone intact te houden. In dat geval zouden de winnaars van vandaag wel eens de verliezers van morgen kunnen zijn.