De Pabo moet op de schop. Dat is de conclusie van het
rapport van Commissie Kennisbasis Pabo dat vandaag werd aangeboden aan de HBO-raad. Het staat vol met
ambitieuze plannen om het niveau van de basisschoolleraar op te krikken. Zoals strengere selectie aan de poort en vastgelegde kennisminima in 14 (!) vakken. Krijgen we hier werkelijk betere leraren van?
Een goede leraar maakt goed onderwijs. Zoveel mag duidelijk zijn. Maar wat is 'goed' in dit geval? In ieder geval moet een goede leraar de praktische vaardigheden bezitten om zijn klas te motiveren en een optimaal leerklimaat te creëren. Geheel in lijn met de competentiegerichte trend van het gehele onderwijs, is dit bij de hedendaagse Pabo het probleem niet. Met veel praktijkgerichte vakken, stage en reflectie krijgt de hedendaagse Pabo-student genoeg vaardigheden bijgebracht om het er voor de klas goed vanaf te kunnen brengen.
Maar er is ook nog een andere eis aan een goede leraar: hij moet over voldoende inhoudelijke kennis beschikken. Om de stof goed te kunnen overbrengen, is het noodzakelijk dat hij boven de stof staat. Dit is het minimum wat een Pabo moet waarborgen en dat doet ze ook.
Maar daarmee creëren we niets meer dan doorsnee leraren. Wat maakt dan een 'goede' leraar?
Een werkelijk goede leraar is een leraar die de klas weet te inspireren. En dit doet hij vanuit zijn eigen brede interesse en ontwikkeling. Het is een illusie dat de Pabo in vier jaar de studenten een dergelijke brede ontwikkeling kan laten doormaken.
Een goede leraar is een type mens. Een type mens dat geïnteresseerd is in de wereld en vanuit deze interesse een hoop kennis heeft opgedaan. De Pabo is er voor de meest elementaire kennis en de vaardigheden. Wat er verder gedaan moet worden, door Pabo, overheid en de basisscholen zelf, is het basisonderwijs interessant maken en houden voor deze mensen.