Discussies over staatsinrichting, het al dan niet herverdelen van onze welvaart en de bejegening van onze eigen cultuur, zijn dusdanig fundamenteel dat ik mijzelf erop betrap dat ik mijn socialistische medestudenten hun gedachtegoed daadwerkelijk kwalijk neem.
Dit zijn geen discussies over mode of films, dit is menens.
Hiertegenover staat dat mijn linkse medestudenten het mij vooral kwalijk nemen dat ik deze discussies zo uiterst serieus neem.
Maar, er valt iets op. De argumenten tegen het socialisme zijn veel talrijker en beter dan argumenten tegen het liberalisme. Het socialisme wordt gedragen als een moreel superieur alternatief voor de huidige samenleving, waarvan, na even doorvragen, eigenlijk niemand meer weet waarom het nou zo´n goed idee was. Ja, at face value, voelt al die eerlijkheid en gelijkheid misschien even goed aan voor de jonge geest. Maar dan gaat de wekker.
De welvaart die iedereen in Nederland kan ervaren, is tot stand gekomen door één simpele notie: hard werken, innoveren, risicos nemen en ondernemen, rendeert. In het socialisme 1.0, is er van ondernemerschap, concurrentie en vrije marktwerking geen sprake, en wordt de economie centraal geleid door een regering en hun body of experts. Hoe dit uitpakt konden we zien in de Sovjet Unie en al hun satellietstaten, en zien we nog steeds in landen als Cuba en Noord-Korea. De kwaliteit van producten en diensten producten en diensten uit socialistische staten is inmiddels legendarisch.
Nadat het socialisme 1.0 achterhaald raakte omdat vakbonden en een hernieuwde politieke cultuur voortaan voorzagen in het beschermen van arbeiders tegen uitbuiting en een centraal geleide economie onmogelijk bleek, had het socialisme zichzelf op moeten heffen.
Dit deed het niet, en verwerd tot het socialisme 2.0, waar het accent werd verlegd naar het zogenaamd opkomen voor de zwakkeren. Die zwakkeren bestaan inmiddels vooral uit mensen die wel degelijk arbeid kunnen verrichten, maar (terecht) oordelen dat het verschil tussen hun salaris en uitkering zo laag is, dat je beter thuis kunt blijven met een uitkering.
In het socialisme 2.0 worden deze zwakkeren verzorgd door astronomisch hoge belastingsheffing voor hen die hard werken, durven te innoveren en ondernemen. Net als bij socialisme 1.0, rendeert hard werken, innoveren en ondernemen in het socialisme 2.0 ook niet, want als socialisten de dienst uitmaken word je lachend voor 75% belast.
Beide vormen van socialisme ontnemen individuen dus de prikkel voor het tot stand brengen van die zaken die uiteindelijk een welvarende samenleving voortbrengen. Prestaties en innovaties worden geleverd, omdat deze renderen. Zij die presteren en innoveren ervaren comfort en welvaart. Zodra het leveren van innovaties en prestaties niet meer rendeert, omdat de zuurverdiende winst verdwijnt in de solidariteitsbelasting voor de luien en onwillenden, zullen prestaties en innovaties afnemen en uiteindelijk verdwijnen. Dit heeft stagnatie en het uiteindelijke faillissement van een samenleving tot gevolg, en dus is uiteindelijk iedereen arm.
Dit is wat Churchill bedoelt als hij stelt dat de enige deugd van het socialisme, het gelijkelijk delen van ellende is; The inherent vice of capitalism is the unequal sharing of blessings; the inherent virtue of socialism is the equal sharing of miseries..
Ik neem het socialisten kwalijk dat zij baden in morele superioriteit, terwijl hun ideologie een samenleving ten gronde kan richten.
Het meest stuitende kenmerk van socialisten, voornamelijk de jongeren, is dat zij slachtoffer zijn geworden van een gevaarlijk gevolg van collectieve welvaart: entitlement, ook wel, het gevoel recht te hebben op voorspoed en comfort, buiten de eigen inspanningen om.
Wij ervaren allemaal rechten en plichten, maar delen van mijn generatie ervaren vooral het recht op welvaart, en de plicht hiervan te genieten. Waar deze welvaart vandaan komt, doet er overigens weinig toe. Het zelf genereren ervan, is in ieder geval geen voorwaarde voor de plicht ervan te genieten.
Wat studenten betreft lijkt het wel alsof zij links zijn, omdat dit nu eenmaal modieus is. De hoofdoorzaak hiervan is waarschijnlijk dat Nieuw Links zich eind jaren 60 in de collectieve beleving succesvol een monopolie op moraliteit heeft eigengemaakt. Links beschouwt zichzelf als de beschermheer van moraliteit.
Deze beleving van morele superioriteit is volstrekt onterecht, en ik neem het de rechtse politiek kwalijk dat zij dit niet vaak genoeg duiden. Ik neem het de rechtse politiek ook kwalijk dat zij niet de ideologische confrontatie aangaan met het socialisme. Waarom gebeurt dit niet?
Zijn veel VVDers er in hun hart van overtuigd dat het socialisme zo slecht nog niet is? Zijn zij uit het oog verloren waarom het socialisme uiteindelijk zo destructief is?
Een ideologische confrontatie zou de morele superioriteit van het socialisme kunnen breken, maar dan moet iemand die confrontatie wel aandurven. Willen de echte liberalen van zich laten horen? De frontlinie heeft jullie nodig.