Hüsnü Yegenoglu, docent aan de Technische Universiteit in Eindhoven, werd geboren in Turkije en groeide op in Duitsland. Hij is al 21 jaar docent in Nederland en hekelt die steeds weer oplaaiende diversiteitsdiscussie die op hogescholen en universiteiten heerst. Via de Telegraaf. Voor hem is er helemaal geen gebrek aan
diversiteit. Hij is zelf 'zo divers als wat', gezien zijn achtergrond en hij haalt voorbeelden aan van internationale opleidingen in Nederland waar studenten uit alle hoeken van de wereld door worden aangetrokken. Ondanks dit feit laait volgens hem die discussie omtrent diversiteit steeds maar weer op, dus wat is er aan de hand?
Hij raakt het oppervlak van het werkelijke probleem door in ieder geval vast te stellen dat hogescholen en universiteiten kennelijk op basis van sociaaleconomische kenmerken hun diversiteitsbeleid baseren. In de praktijk betekent dit dat internationale opleidingen buiten beschouwing worden gelaten als het op diversiteitsbeleid aan komt. Het gaat namelijk om de autochtone bevolking.
Al zou een universiteit voor de helft uit internationale studenten bestaan, als die andere helft uit blanke Nederlanders bestaat, is er al een gebrek aan diversiteit! Dit zou dan natuurlijk direct een teken kunnen zijn van
racisme, discriminatie, islamofobie of een vergelijkbaar onbewezen 'probleem' dat aangepakt zou moeten worden. Gebrek aan bewijs wordt ingedekt met theorieën en onderzoekjes die duiden op 'institutioneel, onbewust of systematisch [-isme]', waardoor 'de groep' alsnog collectief schuldig kan worden bevonden, ook al doet ieder individu normaal.
Dit kun je ook op diverse terreinen terug zien:
98% Mannen in de ICT? Kan gewoon omdat vrouwen doorgaans niet van programmeren houden of dat de aangenomen mannen nu eenmaal beter waren, maar wat krijg je te horen vanuit een universiteit of ministerie van Emancipatie?
'Mannen nemen het liefst mensen aan die op hun lijken en er heerst een cultuur van seksuele intimidatie.'
Geen homo's bij de voetbalvereniging? Misschien zijn die er gewoon niet in het dorp, hebben ze andere interesses of hechten ze geen waarde aan hun seksualiteit. Wat hoor je op de universiteit?
'Institutionele homofobie en angstcultuur.'
Geen moslim bij de lokale carnavalsvereniging? Misschien houden ze niet zo van carnaval, maar wat zou zo'n universiteit of een minister als Van Engelshoven zeggen?
'Sociale uitsluiting! Tijd voor een gebedsruimte en een alcoholvrije carnavalszone met halal-bitterballen.'
Meneer Yegenoglu toont zich dan ook meer Nederlander en voorstander van Westerse waarden, door te onderstrepen dat het tegemoet treden van het individu centraal zou moeten staan en niet zijn vermeende lidmaatschap van een groep. Hij sluit af met:
"Door zo op die identiteit te hameren, zorg je ervoor dat mensen blijven hangen binnen de eigen groep. Helaas is die manier van kijken in Nederland heel hardnekkig, maar universiteiten zouden er niet aan mee moeten doen.”