Het is al weer ruim 2,5 jaar geleden dat in het Noord-Afrikaanse Tunesië de Jasmijnrevolutie uitbrak. Een ongekende periode van onrust, die al snel oversloeg naar een groot deel van de Arabische wereld, volgde. Tijd voor een terugblik. En een conclusie.
Op 17 december 2010 stak de toen 26-jarige straathandelaar Mohammed Bouazizi zichzelf in brand, na herhaaldelijk getergd te zijn door de (lokale) autoriteiten. Met deze wanhoopsdaad werd onbewust de kiem gelegd voor de Jasmijnrevolutie (de jasmijn is de nationale bloem van Tunesië) die uitgroeide tot de Arabische Lente. Uiteindelijk ontstonden revoluties in Tunesië, Egypte, Libië en Jemen, een burgeroorlog in Syrië, grote demonstraties en protesten in de Golfstaat Bahrein, protesten van middelgrote schaal in Jordanië, Marokko, Algerije, Irak, het Sultanaat Oman en in Israël in de gebieden Judea en Samaria (Westelijke Jordaanoever). Verder was sprake van onlusten in Mauritanië, Saoedi-Arabië, Soedan, Libanon en Koeweit.
Recentelijk heb ik met vier reisgenoten grote delen van Tunesië mogen bezoeken. Tijdens de reis van de Internationale Luchthaven Enfidha (voorheen: Zine El Abidine Ben Ali International Airport) naar de labyrintische hoofdstad Tunis werd onze minibus meermaals opgehouden bij controleposten en road blocks. Niet altijd was duidelijk of deze road blocks waren opgezet door veiligheidsdiensten (Garde Nationale) of gewapende opstandelingen. De spanning was overal voelbaar. Delen van de metropool Tunis, met name de regerings- en de ambassadewijk, bleken hermetisch afgesloten door middel van opgestelde tanks, enorme rollen prikkeldraad en grote aantallen militairen.
De veiligheidssituatie vormt in Tunesië een steeds ernstiger probleem. In het grootste deel van dit Arabische land is het onrustig (gewapende incidenten) en de noodtoestand is onverminderd van kracht. Mede gelet op de ontwikkelingen in Mali (Franse interventie) is het bijzonder gevaarlijk om de (bergachtige) grensregio´s met Algerije en Libië te bezoeken alsmede de militaire zone in het zuiden. De zuidelijke (woestijn)regionen (Sahara) zijn onherbergzaam en dun bevolkt. Deze factoren faciliteren criminele en terroristische elementen. Reizen is na het invallen van de duisternis geen optie.
Tot de Jasmijnrevolutie was Tunesië officieel een democratie, doch de facto een eenpartijstaat. De toenmalige regeringspartij RCD behaalde bij verkiezingen dikwijls meer dan 80 % van de stemmen, terwijl de verdeelde en versplinterde oppositie door middel enkele goedgunstig door president Zine El Abidine Ben Ali toegewezen
parlementszetels de democratische schijn mocht ophouden. Ben Ali liberaliseerde weliswaar de geleide economie en bezorgde het land een krachtiger internationale concurrentiepositie, maar de enorme werkloosheidscijfers, nepotisme (met name binnen de presidentiële familie) en de censuur bleven bestaan.
Niettemin bestaat onder een sterk groeiende groep Tunesiërs heimwee naar het Ben Ali-tijdperk; een gevolg van de huidige chaotische en onzekere situatie. De als gematigd islamitisch beschouwde regeringspartij Ennahda (Nahda) vormt samen met een tweetal centrum-linkse partijen een zwak landsbestuur, dat onvoldoende in staat of bereid is salafisten te bestrijden. Deze salafisten hebben de gematigde moslimregering van Tunesië de oorlog verklaard. De salafistische militanten zijn naar verluidt gelieerd aan Al-Qaeda en mogelijk afkomstig uit Mali, waar zij door de Franse interventie werden verjaagd. Terwijl ik dit schrijf bereikt mij het bericht dat acht Tunesische militairen zijn gedood nabij de Jebel ech Chambi, de hoogste berg van het land. In dit gebied vonden al eerder gewelddadige confrontaties plaats. Vorige week werd de seculiere oppositieleider Mohamed Brahmi in Tunis vermoord, nadat in februari al een andere oppositieleider, Chokri Belaid door geweld om het leven kwam.
Het overwegend Soennitische Tunesië wordt soms beschouwd als een succesvolle uitzondering op de Arabische omwentelingen. Recentelijk gaf de Franse president Hollande tijdens een bezoek aan dat Tunesië op de goede weg is. Daarbij wordt verwezen naar het feit dat aan een grondwet wordt gewerkt, waarin veel mensenrechten worden eerbiedigd. De gelijkwaardigheid van man en vrouw worden gehandhaafd. Het woord sharia komt niet in de nieuwe grondwet voor. Iets wat in Egypte en Libië ondenkbaar zou zijn.
Ik deel de mening dat Tunesië het witte schaap van de Arabische Lente is, niet. Ik word in mijn mening bevestigd door gesprekken die ik met een groot aantal Tunesiërs heb kunnen voeren. Van de zwakke Ennahda-regering valt niet veel goeds te verwachten. Ennahda lijkt een wolf in schaapskleren. De partij gelooft niet in pluralisme, zegt ook Nadia Châabane, namens Massar lid van de grondwetgevende Assemblée Nationale¹. De religieuze partij denkt de waarheid in pacht te hebben en aan anderen te kunnen opleggen. Tunesië is steeds sterker gepolariseerd en het onderling wantrouwen is groot. Zorgelijk is ook een reeds gerechtelijke vonnissen, waarin burgers zware straffen opgelegd kregen voor al dan niet vermeende blasfemie. Gewelddadige salafisten kregen daarentegen slechts voorwaardelijke straffen opgelegd.
Tunesië is na de Jasmijnrevolutie in steeds troebeler water terechtgekomen. Aanwijzingen dat Tunesië ooit de vruchten van de revolutie zal plukken zijn er feitelijk niet. De conclusie is gerechtvaardigd dat ook de Jasmijnrevolutie, net als de Arabische Lente, een mislukking is geworden.
Erik J. Prins is econoom, Midden-Oosten- en Amerika-kenner
¹ Polarisatie in succesvol Tunesië, de Volkskrant 24 juli 2013.