Gisteren hield Rob een
lofzang op het meest recente
opiniestuk van Martin Sommer. In dat stuk pleit Sommer voor een herziening van onze Grondwet en dan met name van artikel 1, het non-discriminatie artikel. Instemmend Guusje ter Horst citerende, noemt hij de Grondwet flets, ouderwets [en] ontoegankelijk. Het feit dat de Grondwet sinds 1983 al 8 keer is herzien, wordt niet genoemd door Sommer. Niet belangrijk genoeg?
Tevens wordt niet duidelijk waarom alleen artikel 1 Grondwet een plicht voor de burger zou creëren (Sommer: 'Ja één plicht, en dat was meteen artikel 1.') Natuurlijk is het principe dat de Grondwet enkel werkt tussen de burger en de overheid - de zogenaamde verticale werking - al een hele tijd geleden verlaten, maar dat dan alleen aan artikel 1 horizontale werking - de idee dat de grondrechten ook tussen burgers onderling werking hebben - zou toekomen, is onzin. De grondwetgever heeft destijds bepaald dat er een glijdende schaal van horizontale werking bestaat. Aan welke specifieke grondrechten horizontale werking toekwam en aan aan welke niet is destijds echter niet bepaald. Dit is overgelaten aan de wetgever en rechter.
En hoe interessant het ook mag zijn om te schrijven dat 'Democratie bestaat uit twee delen, besluitvorming via de meerderheid aan de ene kant, de rechtsstaat aan de andere', is dat natuurlijk wel pertinent fout. De rechtsstaat is namelijk geen onderdeel van de democratie. Democratie gaat enkel over de besluitvorming binnen de staat, die in een democratie geschiedt bij meerderheid van stemmen. De rechtsstaat is er juist om die meerderheid in toom te houden door haar macht aan banden te leggen. Dit gebeurt door de staat zelf aan wetgeving te binden. Die wetgeving wordt dan weer opgetekend in een hoger document: de Grondwet. Democratie en rechtsstaat zijn dus naast elkaar staande begrippen. Zij vormen beide een apart doel van de Westerse staatsopvatting.
Behalve de voorgaande minpunten is er ook nog het gedeelte waarin Sommer pleit voor een Grondwettelijke codificatie van de volkssoevereiniteit. Aan het feit dat de Grondwet zelf de ultieme uiting is van die volkssoevereiniteit wordt voor het gemak maar even voorbij gegaan.
Al met al heeft Sommers opiniestuk het in zich om zeer interessant te zijn, maar die potentie komt er helaas nooit echt uit en dat is jammer. Want alhoewel velen tegenwoordig menen dat de Grondwet een statisch geheel is, is dat het natuurlijk niet. Maatschappelijke discussie over de Grondwet is zeer belangrijk om de democratische rechtsstaat levende te houden. Sommers stuk had daartoe een mooie aanzet kunnen vormen, maar blijft helaas steken in goede bedoelingen.