Bij het vertrek van Jürgen Stark uit de ECB konden we lezen dat de Europese bank zijn laatste havik had verloren. Stark werd omschreven als een 'echte Duitser', formeel, met een sterke hang naar tucht aan discipline. Stark, zo wisten ingewijden, had 'Pruisische eigenschappen' die de euro nog node ging missen. Dat Stark zelf helemaal niet uit Pruisen afkomstig is, maar uit Rijnland-Palts, een katholieke deelstaat die aan Frankrijk grenst, deed er niet toe. Het gaat om die tucht en discipline die van oudsher met Pruisen en tegenwoordig ook met de Bundesbank worden geassocieerd.
Laten we dat beeld even vasthouden. Wat zien we dan? In de achttiende eeuw heeft Pruisen een bloeitijd gekend, met een echte Verlichting. Het was de tijd van Frederik de Grote die met Voltaire (een Franse denker) correspondeerde. Ook heeft Pruisen furore gemaakt vanwege zijn goed georganiseerde onderwijssysteem en ambtenarij, die heeft bijgedragen aan de toenemende militaire kracht van het koninkrijk. Onder leiding van Otto von Bismarck, de ijzeren kanselier, werd onder leiding van Pruisen (dat na het Congres van Wenen in 1815 al naar de Rijn was opgeschoven om een buffer te vormen tegen de revolutionaire fratsen van Frankrijk) de 'kleine' Duitse eenwording afgedwongen, met veldtochten tegen Denemarken (1864), Oostenrijk (1866) en Frankrijk (1870). Historici beweren dat dit eigenlijk al het einde van het klassieke protestantse Pruisen was, omdat het opging in een 'groter Duits Keizerrijk' waarin ook katholieke delen zaten. Maar voor de buitenwereld werd dat nieuwe Duitse Rijk getekend door Pruisische eigenschappen, die vanaf 1890 door een steeds chauvinistischer machtspolitiek - waarbij Duitsland 'dezelfde rechten' opeiste als de andere grote mogendheden - op het drama van de Eerste Wereldoorlog uitliep. Het Duitse Keizerrijk van Wilhelm II (op het fotootje als jongmaatje samen met de oude Bismarck) verloor, de keizer vluchtte naar Nederland, en in plaats van tucht en discipline werd de Weimar-republiek geteisterd door chaos, opstanden, straatbendes en hyperinflatie. Dat mondde uit in het Derde Rijk van Adolf Hitler, die weliswaar in Berlijn de macht overnam, maar zijn politieke loopbaan begon in de bierkelders van München en van geboorte een Oostenrijker was.
In de Britse karikaturen die tijdens en na de oorlog de ronde deden, bleef Pruisen, en dan vooral het militarisme, echter de gebeten hond (hoewel Hitler aan de macht van de Pruisische junkers definitief een eind had gemaakt, maar dit terzijde). Op last van de Britten werd Pruisen in 1947 ook officieel ontbonden, het bestond zelfs in naam niet meer. Hoogstens zou je nog kunnen zeggen dat de Pruisische mentaliteit verder leefde in de DDR, dat voor een deel op het oude Pruisische grondgebied lag en ook als 'zéér Duits' gold (i.t.t. de veramerikaniseerde Bondsrepubliek). Niet direct een schoolvoorbeeld van een markteconomie, laat staan de tucht van de markt. Je zou zelfs kunnen zeggen dat dit 'Pruisen' - de DDR dus - voor de tweede keer een Duitse eenwording afdwong, in 1989/1990, nu niet door haar kracht, maar door haar zwakte. De DDR was domweg failliet, en de Ossies kozen massaal voor de westerse D-Mark. De Bundesbank, die ook nu nog voor 'Pruisisch' doorgaat, maakte daarbij kanttekeningen. Zij tekende verzet aan tegen de omruil van één Ostmark tegen één Westmark. Economisch waren die bezwaren gegrond, politiek niet. De DDR was compleet leeggelopen bij een andere wisselkoers en de psychologische schade was dan veel groter geweest.
Deze geschiedenis is van belang, ook voor Nederland, want het laat zien dat Pruisen allang niet meer bestaat en dat de Pruisische 'deugden' als tucht en discipline op de slagvelden tot catastrofale nederlagen hebben geleid en het op monetair gebied niet hebben gehouden als de politiek anders beschikt. Zelfs Angela Merkel, een Oost-Duitse domineesdochter, gedraagt zich niet als een 'echte Pruis', maar als een rationeel afwegende politica. We moeten de Duitse hang naar discipline dus niet verabsoluteren, en gelukkig beseft de huidige Duitse regering ook dat er meer is onder de zon dan alleen het enge Duitse eigenbelang. Het verenigde Duitsland staat niet alleen voor de Duitse eenheid, maar ook voor de Europese eenwording, en dat brengt historische verantwoordelijkheden en verplichtingen (zoals de EMU) met zich mee waar het niet zomaar van af kan stappen. Laat u dus niet misleiden door opiniepeilingen in Duitsland die aangeven dat een meerderheid van de Duitsers geen vertrouwen meer heeft in de euro en zeker niet in Griekenland. Die zeggen niet zoveel. Het gaat om de verhoudingen in de Bondsdag, en die laten nog steeds een solide pro-Europese meerderheid zien.
Die hang naar (Pruisische) tucht en discipline wordt ook aangehangen door velen op DDS, die vinden dat Nederland zich in de eurozone veel 'harder' moet opstellen en dat de Grieken de boom in kunnen. Maar hoe geloofwaardig is die opstelling? Nederland is zelf allerminst Pruisisch, eerder een kruising van Duitse, Britse en ook Franse invloeden. Sterker, Nederland is een gedoogland bij uitstek, of het nu om softdrugs gaat, prostititutie, de boekdrukkunst en de vrijheid van meningsuiting, of het gedogen van Wilders. Juist die flexibiliteit maakt de 'keiharde' opstelling van Nederland in monetaire zaken (Duitser dan Duits = 'Pruisisch') ongeloofwaardig en onhoudbaar. De geschiedenis bewijst dat ook. Pruisen bestaat niet meer, Gerrit Zalm (il Duro) moest steeds inbinden, en dat zal in de Griekse crisis niet anders zijn. IJzeren tucht en discipline komen uit een andere tijd en horen zeker niet bij het geestesmerk van het vrije, liberale en open Nederland. Wie daar nu anders over denkt, moet maar in een neutraal land politiek asiel aanvragen - net als de onevenwichtige keizer Wilhelm II, een verliezer bij uitstek.