Dat was een goed idee van Raisa Blommestijn en Bart Collard om naar aanleiding van de internationale actie van onder andere J.K. Rowling en Salman Rushdie (“A Letter of Justice and Open Debate”) een eigen “Open brief ter verdediging van het vrije debat” te maken en die ter ondertekening voor te leggen aan prominenten uit cultuur en wetenschap. En dat hebben zij beter gedaan dan Rowling en Rushdie. Ik zal uitleggen waarom.
De brief gepubliceerd in Harper’s Magazine (7 juli, voorafgaand aan de brief van Blommestijn en Collard) waarschuwt dat onze culturele instituties voor een vuurproef staan. Zal het lukken om het vrije onderzoek, open debat, tolerantie en vrijheid van expressie te behouden na de op zichzelf terechte verontwaardiging over het racistisch politiegeweld in de Verenigde Staten waarvoor nu meer aandacht is gekomen met de tragische dood van een arrestant?
Dit open debat is een punt van aandacht, want de vrije uitwisseling van informatie en ideeën (“free exchange of information and ideas”) staat zwaar onder druk tegenwoordig. De krachten van een onliberale houding zijn sterk aanwezig, zoals de Harper’s-brief het verwoordt, en zij worden alleen maar sterker (“forces of illiberalism are gaining strength”).
Iedereen die een beetje op de hoogte is van wat zich aan Amerikaanse universiteiten afspeelt kan dat bevestigen. Het intrekken van een uitnodiging aan eenmaal uitgenodigde personen (“disinviting”). Het tot taboe verklaren van bepaalde gespreksonderwerpen. Het proberen mensen van het toneel te schreeuwen of te verhoeden dat zij op de campus verschijnen (“deplatforming”). Het zijn allemaal verontrustende tendensen en de activisten zijn er nog trots op ook. Zij zijn immers bewust geëngageerd (dat heet “woke” tegenwoordig). De opstellers van de “Letter on Justice and Open Debate” signaleren de problematische kanten van dat engagement terecht. Vrije informatievergaring is immers de kern van een vrije samenleving (“lifeblood of a liberal society”).
Terecht stellen zij ook dat zij de waarde van een robuust en soms ook scherp debat erkennen. Ook signaleren zij terecht dat universitaire bestuurders vaak weinig raad weten met hoe om te gaan met de nieuwe roep om censuur van de intoleranten. Er worden zelfs vaak halfslachtige sancties opgelegd aan degenen die de politiek correcte vrede hebben verstoord. Redacteuren worden ontslagen voor het plaatsen van stukken die ingaan tegen de heersende denkdwang. Hoogleraren krijgen problemen als ze tijdens hun colleges boeken citeren die niet de juiste toon aanslaan over minderheden of “mensen van kleur”. De overkoepelende tendens is duidelijk en verontrustend: een toenemende verschrompeling van het veld waarop men zich vrij intellectueel kan bewegen (“to steadily narrow down the boundaries of what can be said without the threat of reprisal”). Het innemen van een standpunt dat afwijkt van de consensus kan je serieus in de problemen brengen bij het behoud van je baan.
De opstellers maken een onderscheid tussen een onderdrukkende regering (“repressive government”) en een onverdraagzame samenleving (“intolerant society”) en wijzen erop dat het allebei negatieve consequenties heeft. Dus niet alleen de staat, de regering, de “machthebbers”, zijn deel van het probleem. We zijn het zelf.
Waarom is dit zo ernstig? Omdat we ruimte nodig hebben voor experimenten, ook experimenteren met ideeën. En het gevaar dat we fouten maken (dingen zeggen die achteraf bezien misschien onhandig waren of beledigend of kwetsend) moeten we op de koop toenemen. Althans als we een cultuur van geestelijke vrijheid willen hooghouden.
De opstellers van de Rowling/Rushdie-brief roepen schrijvers en intellectuelen op om hun brief te tekenen. Als schrijvers timide de denkdwang van het moment volgen dan mogen zij ook niet klagen als ze eens al hun vrijheden kwijtraken. Of, met de afsluitende zin van het manifest (want zo mag men het ook wel noemen):
If we won’t defend the very thing on which our work depends, we shouldn’t expect the public or the state to defend it for us.
Mooi gesproken, toch?
Het Trump-zinnetje
Bijna. Want in die brief staat ook een gek zinnetje. Een zinnetje waarvan je denkt: wat moet dat daar nu? Hoe verhoudt dat zinnetje zich tot de rest van die brief? Dat zinnetje is: dat de krachten van het onliberale denken aan betekenis winnen omdat zij ondersteund worden door een machtige bondgenoot van dat onliberale denken, namelijk … Donald Trump.
The forces of illiberalism are gaining strength throughout the world and have a powerful ally in Donald Trump, who represents a real threat to democracy.
Ah, natuurlijk, Trump als de real threat to democracy. Begrijp me goed, ik vind het prima om een beetje aan Trump-bashing te doen. Hij doet wel vreemde dingen, de hedendaagse Amerikaanse president. Maar als het om een brief gaat die de vrijheid van expressie moet waarborgen, is het wel heel vreemd om de huidige Amerikaanse president (als enige!) op te voeren als een grote bedreiging daarvoor. De leider van Iran, prima. Daar gooien ze mensen in de gevangenis voor het uiten van een mening. De 13 landen waarin op atheïsme de doodstraf staat. Dat is inderdaad ongehoord. De Chinese leiders, Erdogan, Poetin – vele voorbeelden zijn te noemen van politieke leiders waarbij, en landen waarin, de vrijheid van expressie serieus in zwaar weer is gekomen. Maar Trump?
Waar die brief over gaat van Rowling en Rushdie (ik noem maar even de twee meest bekende ondertekenaars, er worden geen officiële opstellers genoemd), is de stuitende politieke correctheid aan Amerikaanse universiteiten van het moment. En die politieke correctheid, daarvoor is de Amerikaanse president niet verantwoordelijk. Sterker nog, hij is daarvan zélf op bepaalde momenten het slachtoffer. Waarom moet dan Trump met de haren erbij worden gesleept?
Antwoord: dat heeft iets te maken met wat ik de “tribalisering van het linkse engagement” zou willen noemen.
Links/rechts
De Harper’s-Brief is ongewild een mooie illustratie geworden van de crisis van het linkse engagement. De opstellers realiseren zich dat kritische kanttekeningen plaatsen bij Black Lives Matter (en impliciet doen ze dat), bij “safe spaces” aan de universiteit, bij het “een podium ontzeggen” aan “rechtse” sprekers wel eens zou kunnen ingaan tegen de kadaverdiscipline die links engagement tegenwoordig vergt. De tekenaars van de Harper’s-Brief zijn dus op hun hoede. Hoe kunnen zij opkomen voor vrijheid van expressie en andere liberale waarden en toch bij de kudde blijven? Toch deel blijven uitmaken van de linkse familie? Hoe kunnen we als lid van de linkse familie verhoeden dat “rechts” geen garen spint bij het feit dat we de waarheid spreken?
Voor diegenen die niet op de hoogte zijn van de geschiedenis van het linkse engagement van de laatste decennia zal het verbazen dat dit soort overwegingen een rol spelen, maar helaas is dat wel degelijk het geval. Het zijn de redenen waarom Jean-Paul Sartre (1905-1980) en andere linkse kopstukken tot ver na de publicatie van De Goelag Archipel van Aleksandr Solzjenitsyn (1973, in Parijs; pas in 1989 in de Sovjet-Unie) communisme bleven verdedigen. Immers: rechts niet in de kaart spelen. Een beetje liegen hoort er nu eenmaal bij. Onderdeel van de noodzakelijke politieke strategie.
Met deze instincten houden de opstellers van de Harper’s-Brief rekening en dus moet het zinnetje over Trump erin. Daardoor wordt het geweten van Margaret Atwood, Ian Buruma, Noam Chomsky, Francis Fukuyama, J.K. Rowling, Salman Rushdie, Mark Lilla, Fareed Zakaria en vele anderen gesust. Anders durven ze gewoon niet.
De Blommestijn/Collard-brief
Blommestijn en Collard hebben het hun ondertekenaars heel wat moeilijker gemaakt. Om twee redenen.
Als eerste, zij hebben in de brief niet een gratuite verwijzing opgenomen naar Geert Wilders of een ander notoir “rechts” kopstuk als de grootste bedreiging voor de vrijheid van expressie om het linkse geweten te sussen. In tegenstelling tot de Harper’s-Brief blijven zij gewoon bij het onderwerp: namelijk een “Open brief ter verdediging van het vrije debat”.
Als tweede hebben zij het tribalisme (bij de kudde blijven) onmogelijk gemaakt door de Rawlsiaanse taktiek toe te passen. Dat wil zeggen dat de tekenaars moeten tekenen “under the veil of ignorance”. Dat betekent: zij moeten zich uitspreken over een tekst terwijl zij niet weten wat de anderen doen (zie het einde van hun brief). Zij kunnen dus zomaar naast een fascist, nazi, racist, homofoob, islamofoob, xenofoob, transfoob, of een ander soort foob terecht komen in de gepubliceerde verklaring. Dat veroorzaakt natuurlijk stress bij de linkse intellectueel die de “trahison des clercs” in zijn DNA heeft zitten. “Hoewel iedere vorm van racisme moet worden afgewezen en de bestrijding hiervan gevaarlijk is, zitten er zorgelijke kanten aan de richting waarin deze discussie zich ontwikkelt”, luidt de tweede zin van de Blommestijn/Collard-brief. Dat vraagt een beetje moed. Veiliger is dus: niet tekenen. En zo kan het gebeuren dat bij de ondertekenaars van de Nederlandse brief de linkse angsthazen zijn uitgefilterd. Die staan er niet bij. De opstellers van de Nederlandse brief hebben, naar verluidt, alles in het werk gesteld zoveel mogelijk mensen aan de linkerkant van het politieke spectrum te benaderen. Bijvoorbeeld: alle fractievoorzitters in de Tweede Kamer benaderd. Maar ja, zolang men geen inzicht heeft in de “anderen” die tekenen durven de linkse kopstukken niet. En zo is die brief van Blommestijn/Collard onbedoeld ook een manifestatie van linkse moed geworden. Of liever gezegd het ontbreken daarvan. Natuurlijk, uitzonderingen daargelaten. Zihni Özdil bijvoorbeeld en Rosanne Hertzberger. Die staan ook bij de ondertekenaars. Dat zijn kennelijk intellectuelen met een linkse signatuur die louter op basis van de inhoud een brief durven te ondertekenen.
Wie niet? Dat weten natuurlijk alleen Blommestijn en Collard en de privacybescherming brengt met zich mee dat zij daarover geen mededelingen kunnen doen. Maar sommigen zijn zo naïef om daarover zélf mededelingen te doen.
Nee, Nelleke …
Zoals Nelleke Noordervliet. In een column in Trouw van 26 juli schrijft Noordervliet dat zij de “Amerikaanse brief” wel zou hebben ondertekend. De Nederlandse niet. Waarom? “De Nederlandse brief heeft veel meer een politieke achtergrond, en is dus een strijd om de macht.” Vervolgens gaat Noordervliet in op de “rechtse twitteraars” die de Nederlandse brief zouden hebben gesteund.
Nee, Nelleke, precies het omgekeerde was het geval. De Nederlandse brief was apolitiek. De Nederlandse benaderde potentiële ondertekenaars moesten alleen wel koersen op hun eigen oordeelsvermogen. Er werd hen niet de mogelijkheid geboden zich comfortabel aan te sluiten bij de tribe, omdat de namen van de ondertekenaars op het moment dat zij de brief ter tekening kregen voorgelegd onbekend waren. Er werd in de Nederlandse brief geen rechtse politicus genoemd als “aflaat”. De Amerikaanse-Britse brief was juist politiek. De angsthazerige Amerikaanse intellectuelen die alleen durven te tekenen als het óók een anti-Trump verklaring kon worden, werden op hun wenken bediend.
Dus Nelleke, hoeveel Özdil’s en Hertsberger’s wil je onder een brief hebben om ook te durven?
Prof. dr. Paul Cliteur is hoogleraar in Leiden, Eerste Kamerlid voor Forum voor Democratie en auteur van onder meer “De Staat versus Wilders”.
N.a.v. Blommestijn, Raisa, en Collard, Bart, “Open brief ter verdediging van het vrije debat”, in: https://devrijemening.nl/
Noordervliet, Nelleke, “Het gevaar komt van twee kanten: links én rechts”, in: Trouw, 26 juli 2020.
Ackerman, Elliot, a.o., “A Letter on Justice and Open Debat”, in: Harper’s Magazine, July 7, 2020.