PFAS-stoffen blijken hartstikke giftig te zijn en overal in de grond te zitten. Hoe dat precies komt is onduidelijk. Dat er iets aan moet gebeuren is zeker. Maar in hoeverre heeft dat zin? Sinds kort domineert PFAS het nieuws. Giftige stoffen in de grond en het water die bouwwerkzaamheden pardoes stillegden. PFAS-stoffen zitten in verf, kleding, pannen en cosmetica: een soort asbest in alledaagse producten. Het blijkt zo veel gebruikt dat het ministerie niet eens weet wáár het precies allemaal in zit.
En alsof dat nog niet erg genoeg is, blijkt het ook nog eens op allerlei manieren in ons land terecht te komen. Fabrieken schijnen het uit te stoten, het wordt meegenomen in
afval, men dumpt het in de Rijn en het dwarrelt onze grenzen over. Hoogleraar toxicologie Martin van den Berg zegt het volgende:
"Wij krijgen ook PFAS uit omringende landen, zoals Duitsland en België. We zijn op die manier min of meer het rioolputje van West-Europa."
Lakse regels zouden bij hebben kunnen dragen aan de verspreiding van deze stoffen. Dat er iets aan moet gebeuren is iedereen nu ook wel duidelijk maar de manier waarop, dat is nog een dingetje. 'Geen PFAS de rivier in kieperen' is leuk, maar als Duitse en Belgische bedrijven die zooi via fabrieken uit blijven stoten en het op ons neerdaalt, dan ben je natuurlijk nog nergens.
De enige effectieve maatregel zou dus een PFAS-beleid op Europese schaal zijn, waarbij de stoffen worden afgevangen en men het dumpen ervan aan weet te pakken. De vraag is maar net hoe groot die wil is en hoe schadelijk die stoffen blijken te zijn. Om die onduidelijkheden kon het nog wel eens een flinke tijd duren voor er wat gebeurd.