Thatcher streed terecht tegen het socialisme. Een ideologie die een bevolking op zijn knieën kan brengen. Onderbelicht blijft vaak welke uitwerking socialisme op de psyche kan hebben. Ook blijven goede argumenten tegen herverdeling van welvaart buiten beeld, zoals die van Hayek.
Politieke mensbeelden komen eigenlijk maar in twee smaken. De eerste wordt met name omarmd door onze sociaal democratische en socialistische medemens: alle mensen zijn gelijk. Het socialisme is een ideologie die er in essentie op aanstuurt deze gelijkheid te forceren.
In een socialistische heilstaat levert iedereen bijna zijn gehele salaris in aan de staat, en regelen zij de herverdeling van welvaart.
Inherent aan deze gelijkheidsdoctrine is dat de mens primair als slachtoffer van de maatschappij en natuur wordt beschouwd. De mens is primair incapabel en zielig, en dient door een krachtige overheid gered te worden.
Het tweede mensbeeld is: mensen zijn niet gelijk, maar gelijkwaardig. Deze zeer redelijk klinkende stelling is overigens een officieel VVD credo. Maar ook dit mensbeeld kan ik niet onderschrijven.
Zijn mensen gelijkwaardig? Sinds wanneer? Het behoeft weinig illustratie, maar het spreekt voor zich dat u uw kinderen en kleinkinderen niet gelijkwaardig acht aan Robert M. Er is een kleine aanpassing nodig: mensen zijn niet gelijk, maar gelijkwaardig voor de wet. Alleen deze frase dekt de realiteit.
Het liberale mensbeeld is het tegenovergestelde van het socialistische: de mens als primair capabel en veerkrachtig.
En laat het gezegd worden: dit mensbeeld is superieur. De gelijkheidsdoctrine en het zieligheidsmensbeeld liggen namelijk aan de kern van een fenomeen dat onze culturele en materiële verworvenheden doet eroderen: entitlement.
In deze context is entitlement het gevoel buiten de eigen inzet en talenten om, recht te hebben op comfort en zelfs welvaart. Deze attitude leeft waarschijnlijk nog het sterkst onder mijn generatie, een generatie die is opgegroeid in een uitgekristalliseerde zieligheidstijdsgeest.
Ik ken WO afgestudeerde, lichamelijk gezonde jongens die geen werk kunnen vinden in hun vakgebied en dus maar een uitkering nemen. En die uitkering is echt maar een kwestie van een aantal formuliertjes invullen en klaar is Kees; een comfortabel leventje op kosten van de staat, lees: de belastingbetaler.
Bij hen speelt vaak een moeilijk navolgbare gedachte. Zij zijn te trots en voelen zich te goed voor een baantje onder hun niveau, dus rest er de uitkering. Maar wat is er nu vernederender dan leven van geld dat andere mensen verdienen, terwijl jij zelf 100% in staat bent een eigen inkomen te genereren? Dat is nog zo´n kenmerk van een socialistische tijdsgeest, mensen beseffen de volgende waarheid niet: Theres no such thing as public money, there is only taxpayers money.
In alle oprechtheid denken zij recht te hebben op deze uitkering, en juridisch gezien staan zij klaarblijkelijk in het gelijk. Maar gevoelsmatig heeft de mens alleen recht op vrijheid, leven en eigendom. Een leven op kosten van anderen, terwijl je zelf kunt werken, dat mag toch geen recht zijn? Maar in onze tijd is dit een gangbare opvatting en zien weinig mensen het voor wat het daadwerkelijk is: een godvergeten schande.
Dit is wat de zieligheidstijdsgeest ons nu oplevert: verwende geesten met meer rechten dan plichten, met de presterende mens om hun nijd tot te richten, niet in staat tot reële inzichten, en dus ooit gedoemd te zwichten.
Het levert geesten op waar je, zoals men dat zegt, de oorlog niet mee wint.
Het socialistisch mensbeeld creëert psychisch leed
Het zieligheidsmensbeeld creëert niet alleen zwakke karakters, het verhoogt ook de kans op psychische klachten. Laat het overigens gezegd zijn dat psychische klachten geenszins een zwak karakter impliceren.
De geestelijke gezondheidszorg kent een breed scala aan klinische ziektebeelden, van schizofrenie tot manische depressies en ernstige verslavingen. Maar naast deze zeer ernstige vormen van psychopathologie, die vaak in substantiële mate door erfelijkheid bepaald worden, zijn er ook de mildere vormen van psychische klachten. Denk hierbij aan milde depressies, angsten en andere gemoedstoestanden die de kwaliteit van leven verminderen.
Het onderzoek naar en de theorieën over het ontstaan van de laatst genoemde toestanden zijn zeer talrijk, maar er is één factor die er altijd zeer sterk mee samen lijkt te hangen: het ontbreken van een oprecht gevoel van eigenwaarde.
Socialisten beweren graag dat zij zich in hun filosofie onderscheiden op het gebied van de omgang met mensen die daadwerkelijk niet meer kunnen werken en voor zichzelf kunnen zorgen. Dit is niet het geval. Het verschil manifesteert zich in hun behandeling van degene die nog wel kunnen werken maar dat om welke reden dan ook niet willen of doen.
Socialistenzullen het nooit met zoveel woorden zeggen, maar hun beleid komt er altijd op neer dat het voor personen die wel kunnen werken maar dit om welke reden dan ook niet doen, veel makkelijker wordt om een uitkering te krijgen.
Er is haast geen prikkel op aarde die zo onweerstaanbaar is als gratis geld, lees: een gratis leven. Maar een gratis leven op koste van de staat, is funest voor de psychische gesteldheid.
Het berooft de gezonde mens namelijk van een voorwaarde voor een oprechte beleving van eigenwaarde: zelfredzaamheid. Eigenlijk is een te makkelijke toegang tot gratis geld voor de fysiek en mentaal capabele mens, een mensenrechtenschending. De verleiding is in veel gevallen niet te weerstaan, en dit ontneemt iemand zijn recht en mogelijkheid tot zelfbeschikking. De verleiding kan hen veroordelen tot een lang leven onder de klamme deken van de staatszorg.
Dit is dan ook precies wat een socialistisch beleid op zal leveren; meer mensen die kunnen werken, maar de verleiding niet konden weerstaan en in de uitkering terecht komen. Dit resulteert in meer mensen met een lagere eigenwaarde dan mogelijk omdat zij niet meer voor zichzelf zorgen, maar voor zich laten zorgen en wel op kosten van mensen die wel werken. Het gevolg is dat deze groep, naast dat zij zich buiten de productieve maatschappij plaatsen, ook kwetsbaarder wordt voor psychische klachten omdat zelfredzaamheid een voorwaarde voor eigenwaarde ontbreekt.
Nivellering maakt de sterken zwakker, maar de zwakken niet sterker.
Een wijsheid die ik toeschrijf aan een te weinig erkende liberale held: arabist Hans Jansen, in zijn briljante
Anton Constandselezing, een absolute aanrader.
De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten, is een dusdanig vaak gebruikt gezegde, dat men bijna zou vergeten dat het om een politieke filosofie gaat en niet om een op zichzelf staande waarheid. Maar wat rechtvaardigt deze gedachte eigenlijk?
Econoom en filosoof Friedrich Hayek hanteerde een aantal briljante argumenten tegen de herverdeling van welvaart. Het is tevens bekend dat hij een inspiratiebron was voor wijlen Thatcher en Reagan.
Hayek stelt dat vrijheid bestaat bij de gratie van the rule of law. Een wetsysteem dat vrijheid effectief wil waarborgen heeft o.a. als voorwaarde dat ieder individu gelijk is voor de wet. De wet behandelt iedereen gelijk.
Mensen zijn echter per definitie ongelijk. Een systeem dat ongelijke mensen gelijk behandelt, creëert dus onvermijdelijk ongelijke uitkomsten. Hayek merkt hierbij op dat gelijkheid voor de wet en sociale rechtvaardigheid niet alleen van elkaar verschillen, maar dat zij elkaar uitsluiten.
Gelijke verdeling van welvaart is namelijk alleen te bereiken als mensen fundamenteel ongelijk zijn voor de wet. De herverdeling van welvaart gebeurt immers door welvarende individuen percentueel hoger te belasten dan minder welvarende individuen. En dat is ongelijkheid voor de wet.
Maar hoe zit het dan? Zijn voorstanders van een vrije markt systeem dan voorstanders van sociale onrechtvaardigheid?
Hayek heeft hier het volgende antwoord op. Hij stelt dat het simpelweg fout is de term rechtvaardig toe te passen op onpersoonlijk fenomeen als een marktproces. Rechtvaardigheid is iets dat men alleen toe kan schrijven aan menselijk handelen. De acties van een organisatie of individu mogen als rechtvaardig of onrechtvaardig worden beschouwd.
Het marktproces dat een bepaalde verdeling van inkomsten realiseert, is echter niet het resultaat van iemands ontwerp. Het is een onpersoonlijk en onpartijdig systeem. Daarom is het volstrekt ongepast om te spreken van een onrechtvaardige verdeling van inkomsten.
De situatie van een minder bedeelde partij is dan eerder te omschrijven als ongelukkig, maar niet als onrechtvaardig. Men spreek immers ook niet van onrechtvaardigheid als een geliefde komt te overlijden of als men een ziekte krijgt, want dit is niet het resultaat van iemands ontwerp.
Ten derde stelt Hayek dat zelfs als men welvaart zou willen herverdelen, het niet duidelijk is op welke gronden dit zou moeten gebeuren. Een populaire suggestie is dat dit zou moeten gebeuren op basis van merit, ook wel verdiensten. Deze notie stuit volgens Hayek echter ook op een probleem.
Verdiensten zijn namelijk niet een kwestie van objectieve uitkomst, maar van een subjectieve inzet. Een poging om een waardevol resultaat te bereiken kan ondanks het verdienstelijke karakter van de poging, eindigen in een mislukking. Tevens kan een willekeurig succes het resultaat zijn van toeval en dus los staan van verdiensten.
Een systeem dat iemand zou belonen op basis van hun inzet, ongeacht de uitkomst, zou ook perverse toestanden tot gevolg hebben. De minst begaafden zouden de meeste inzet moeten tonen om een resultaat te behalen, en daarom de meeste beloning krijgen. Begaafden die iets minder inzet nodig hebben om eenzelfde resultaat te bereiken, zouden minder beloond worden.
De subjectiviteit van inzet en verdiensten maakt een dergelijk systeem dus onmogelijk.
Hayek was overigens niet tegen een sociaal vangnet. Hij stelt over landen met een welvaartsniveau als dat van de VS en Engeland dat: there can be no doubt that some minimum of food, shelter, and clothing, sufficient to preserve health and the capacity to work can be assured to everybody en ook dat de staat should assist the individuals in providing for those common hazards of life against which, because of their uncertainty, few individuals can make adequate provision.
Maar het beste argument voor een vrije marktsysteem tegenover een socialistisch herverdelend systeem, is het volgende: De eerstgenoemde vorm van samenleving heeft geleid tot een spectaculaire algemene verbetering van de kwaliteit van leven. De vrije markten hebben inderdaad geleid tot een ongelijkheid in inkomen, maar het heeft tegelijkertijd geleid tot een drastische toename van de totale welvaart. Oftewel, door de vrije markt is de grootte van de totale taart die verdeeld kan worden toegenomen, en hiervan plukt de gehele mensheid de vruchten.
Dit punt wordt op prachtige wijze gemaakt door Peter Saunders, in zijn stuk Why capitalism is good for the soul;
The way capitalism has enhanced peoples capacity to lead a good life can be seen in the spectacular reduction in levels of global poverty, brought about by the spread of capitalism on a world scale. In 1829, 85% of the worlds population lived on todays equivalent of less than a dollar a day. By 1950 this proportion had fallen to 50%. Today it is down to 20%... In 1900, the average life expectancy in the less developed countries was just thirty years. By 1960, this had risen to forty-six years. By 1998, it was sixty-five years. To put this extraordinary achievement into perspective, the average life expectancy in the poorest counties at the end of the twentieth century was fifteen years longer than the average life expectancy in the richest country in the world Britain at the start of the century.
De strijd tegen het socialisme en
de ineptocratie die dit op kan leveren, zal voortduren zolang het mogelijk blijft te stemmen op partijen die u meer geld beloven, uit de zakken van anderen. Deze strijd moet gewonnen worden. Zoniet, dan is dat het einde van de Westerse beschaving.