We horen het dagelijks: met 76 Kamerzetels heeft de gedoogcoalitie van VVD-CDA en PVV de kleinst mogelijke meerderheid. Maar dat is nauwelijks relevant. De werkelijke vraag is of de oppositie een meerderheid krijgt voor een motie van wantrouwen. Dat is zeer onwaarschijnlijk.
De eerste horde die het minderheidskabinet moet nemen, is het debat over de regeringsverklaring. Ongetwijfeld zal er een motie van wantrouwen komen, ingediend door PvdA (30), GL (10), SP (15) en PvdD (2), samen goed voor 57 zetels. Van D66, de ChristenUnie en de SGP mag worden verwacht dat zij een inhoudelijk oordeel zullen geven over het regeerakkoord. Normaliter geven D66 en de CU een kabinet een eerlijke kans, in ruil voor bijstelling van het akkoord op bepaalde punten, maar gezien de verstoorde politieke verhoudingen lijkt het mij waarschijnlijk dat deze partijen uiteindelijk de motie van wantrouwen zullen steunen. Daarmee komt het aantal potentiële tegenstemmers op 72. De SGP is wars van politieke spelletjes en zal in ruil voor een tegenprestatie waarschijnlijk de regering steunen. De uitgangspositie is dus 78-72 en dat ziet er al een stuk beter uit voor de gedoogcoalitie.
Het CDA telt drie mogelijke dissidenten. Het is echter hoogst onwaarschijnlijk dat deze tegen hun eigen fractie zullen stemmen. Als de stemmen staken, 75-75, wordt een motie overigens niet aangenomen. Bij gewetensnood of aarzelingen van andere aard hoeft een Kamerlid niet te stemmen. Hij of zij moet dan wel de plenaire zaal even verlaten, want het reglement van orde schrijft voor dat aanwezige Kamerleden vóór of tegen dienen te stemmen. In dat geval is de stemverhouding 75-72, vooropgesteld dat niemand wegens ziekte afwezig is. Ab Klink zal zich overigens al vóór het debat een definitief oordeel moeten vormen. Hij is immers demissionair minister van Volksgezondheid, doet dat uitstekend en zal wellicht worden gevraagd aan te blijven als bewindspersoon. Het is niet uitgesloten dat hij dat zal doen, omdat het de enige manier voor hem is om nog directe invloed uit te oefenen op het kabinetsbeleid. Dat geldt ook voor het Kamerlid Kathleen Ferrier, die wordt genoemd als staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. Als deze twee lid worden van het kabinet, worden zij als Kamerlid opgevolgd door Raymond Knops en Bas van Bochove, die als voorstander van het minderheidskabinet bekend staan.
De enige bedreiging van de coalitie komt dan van Wilders zelf. De lakmoesproef is of hij een motie van wantrouwen zal indienen tegen Klink. Dat lijkt mij hoogst onwaarschijnlijk, omdat Wilders daarmee zijn hand zou overspelen.
Het minderheidskabinet krijgt dus een veel sterkere positie dan op het eerste oog lijkt. Dat is de reden dat de tegenstanders niet het resultaat van de onderhandelingen durven af te wachten. Als er eenmaal een goed regeerakkoord ligt, krijg je dat niet meer van tafel. Mark Rutte en Maxime Verhagen zullen extra aandacht geven aan het bijbehorende gedoogakkoord. Dat zal eenrichtingsverkeer moeten worden: de PVV gedoogt de regering, niet andersom. De regering hoeft dus niet alle uitlatingen van de PVV te accepteren. Dat is natuurlijk vanzelfsprekend, maar zal voor twijfelende CDAers toch op papier moeten staan.