De Britse Labour-partij zal donderdag waarschijnlijk de meeste stemmen halen in een aantal lokale verkiezingen. Toch is de partij verdeeld.
Minder dan drie jaar geleden stond Labour er slecht voor. Gordon Brown verloor toen 91 zetels en het premierschap. Labour-moeheid had toegeslagen en de partij werd deels verantwoordelijk gehouden voor de economische malaise waarin het Verenigd Koninkrijk verkeerde.
De parlementsverkiezingen van 2010 brachten ook een oude tegenstelling naar voren: die tussen zeer linkse, voorheen marxistische leden en de meer pragmatische vleugel van de partij die onder aanvoering van Tony Blair de toon had gezet.
In de interne leiderschapsverkiezing van dat jaar won Ed Miliband dankzij de steun van de vakbonden. Zijn meer gematigde broer, David, werd weggestemd. "Red Ed" kreeg applaus toen hij een jaar later een partijcongres voorhield, "I am not Tony Blair."
Het zetelverlies was volgens de linkervleugel te wijten aan de "Blairistische" koers. Labour zou de idealen hebben verwaarloosd en teveel geloof hebben gehad in de vrije markt. De financiële crisis had aangetoond dat dat geloof onterecht was geweest.
Als oppositiepartij trok Labour daarom flink van leer tegen de bezuinigingspolitiek van premier David Cameron. Ook al geeft de Britse staat jaar op jaar meer uit en is het begrotingstekort nauwelijks teruggedrongen, klaagt Labour over "oneerlijke" zo niet "rampzalige" bezuinigingen, vooral op de sociale zekerheid. De Conservatieven worden, ook door Miliband, afgetekend als de "same old nasty party" die arme Britten kort op hun pensioenen en bijstand ontzegd.
Oud-premier Blair maakt zich zorgen. Hij waarschuwde eerder deze maand
in de New Statesman dat
Labour niet slechts in kan spelen op de angst en woede van kiezers door te wijzen op de zogenaamd "wrede gevolgen van het Conservatieve welzijnsbeleid," maar alternatieven moet bieden. Dat heeft Miliband niet gedaan. Elke woensdagmiddag beticht hij Cameron van onredelijke bezuinigingen tijdens de wekelijke
Prime Minister's Questions, maar wanneer de premier vraagt wat de
Labour-leider anders zou doen, staat de laatste met de mond vol tanden.
Miliband heeft weinig concrete voorstellen gedaan, maar uit zijn retoriek is
volgens The Economist wel af te leiden dat hij "linkser is dan elke Britse regering sinds 1979," het jaar dat Margaret Thatcher aan de macht kwam
. Labour zou vervolgens twintig jaar in de oppositie doorbrengen. Pas toen Blair de partij naar het midden trok, kwamen de kiezers terug.
Miliband en zijn vertrouwelingen lijken geen les te trekken uit het recente verleden. Hij klaagt over "roofzuchtige" bedrijven die klanten uitknijpen en hoge bonussen waardoor de middeninkomens volgens hem worden verdrukt. Het is ouderwets links denken: wat de een verdient komt ten koste van een ander. Terwijl Thatcher, die eerder deze maand overleed, de Britten heeft geleerd dat iedereen profiteert wanneer de economie aantrekt.
Dat Labour er in de peilingen gunstig voorstaat, heeft meer te maken met het ongeloofwaardige beleid van de coalitieregering. Er wordt enigszins bezuinigd en hervormd, maar veel lijkt het niet op te leveren. De economie groeit nauwelijks. Het financieringstekort is nog enorm. Labour kan de kiezer, niet geheel onterecht, voorhouden dat het "rechtse" beleid niet werkt.
Misschien ziet Blair het verkeerd en is angst en woede genoeg om een verkiezing te winnen. Een andere peiling laat echter zien dat minder dan een op de vier Britten vindt dat Miliband klaar is voor het premierschap. Intern is hij er de afgelopen drie jaar niet in geslaagd zijn partij te verenigen. De enige reden dat Labour-leden de ideologische strijd nauwelijks publiekelijk uitvechten, is dat de partij zo hoog staat in de peilingen.
Als David Cameron de komende paar jaar wat overtuigender optreedt en gematigde kiezers terugwint, kan links het alsnog moeilijk krijgen.