Uit de jaren zeventig, toen ik geschiedenis studeerde in Utrecht, herinner ik mij nog een anecdote over een hoogleraar Oudheid. Of het waar is weet ik niet helemaal zeker (ik heb hem van horen zeggen), maar het zou waar kunnen zijn. Het ging over de christenvervolgingen in het Romeinse Rijk, die volgens de overlevering voor de leeuwen werden gegooid. 'Dat viel zo mee,' ving ik op, 'dat werd zo verschrikkelijk overdreven, dat was allemaal christelijke propaganda.' Nu ben ik niet zo'n kenner van het Romeinse Rijk, en dat christenen zichzelf ook graag als vervolgden neerzetten is bepaald geen geheim, maar mij gaat het om de gretigheid waarmee dit verhaal werd opgezogen. Die verdomde christenen ook, die vertellen allemaal maar praatjes. En volgens sommige historici had het Romeinse Rijk een betere overlevingskans gehad als dat rare christendom niet de kop had opgestoken. Het valt ook niet te ontkennen dat keizer Constantijn zich pas in de nadagen van het Romeinse Rijk tot het christendom bekeerde, en dat we in West-Europa kort daarna in de duisternis van de vroege Middeleeuwen weggleden. Of het een met het ander te maken heeft (het Oost-Romeinse Rijk hield nog tot 1453 stand), wil ik hier niet ter sprake brengen. Maar dat het christendom in West-Europa 'niet hip' is, mag evident zijn. Amanda Kluveld schrijft daar in
de Volkskrant in reactie op een opmerking van Elma Drayer een behartenswaardig stukje over.
De laatste halve eeuw zijn het eigenlijk alleen nog EO-achtige christenen die zich druk maken over christenvervolgingen. Zij kaarten de moeilijk positie van de christen-Turken aan, van de Kopten in Egypte, van de christenvervolgingen in Afrika en het Midden-Oosten, op de Molukken en in andere delen van Azië. Zij smokkelen bijbels naar China, wat op moderne niet-gelovigen een vreemde missionaristische, opdringerige, koloniale en zelfs gevaarlijke indruk maakt. Weinigen in West-Europa weten nog dat bijvoorbeeld tijdens de Vietnamoorlog miljoenen Noord-Vietnamese katholieken door de communisten op de vlucht werden gejaagd. En dat de rooms-katholieke en de orthodoxe kerk in Oost-Europa door een atheïstisch communisme tot een ondergronds, dan wel collaborerend bestaan werden gedwongen. Alleen in Polen lukte dat niet echt. In het ontkerkelijkte West-Europa was daar weinig oog voor. Daar vonden we het maar gek (het was vaak ook obscurantistisch) dat na het ineenstorten van het Sovjetcommunisme overal in Oost-Europa weer Johannes de Doperachtige figuren opstonden om het christendom te prediken. Dat beantwoordde niet aan ons beeld van vooruitgang en verlichting, en eerlijk gezegd ook niet aan het mijne.
Toch denk ik dat Amanda Kluveld gelijk heeft met haar constatering dat het Westen te luchthartig staat tegenover de christenvervolgingen die overal ter wereld plaatsvinden, en dat dit mede veroorzaakt wordt door de angst bij de progressieve goegemeente om in hetzelfde kamp te belanden met christenfundamentalisten uit Amerika en SGP-achtige dominees. Ook liberalen en conservatieven, die zelf ook niet meer geloven, hebben daar last van. Tegelijk bestaat er nauwelijks waardering, laat staan begrip voor de historische rol die de rooms-katholieke kerk onder de Pool Karol Wojtyla heeft gespeeld bij het overwinnen van de communistische duisternis in Oost-Europa. Dat is beangstigend, en in zichzelf iets obscurantistisch, want de ijver om alle godsdiensten als achterlijk te betitelen gaat voorbij aan de grote verschillen tussen de religies die er ook zijn. En het Westen is slecht gewapend tegen de opdringerige islam als het zichzelf geen rekenschap geeft van het eigen christelijke cultuurgoed, dat ook een kritische erfenis kent. Eigenlijk zou dit vanzelfsprekend moeten zijn. Maar dat is het niet, en daarin schuilt het probleem. Zo kan het gebeuren dat er nu overal ter wereld wel christenen voor de leeuwen worden gegooid en dat er bij ons geen haan naar kraait. Want ach christenen, dat zijn eigenlijk net moslims en op nieuwe kruistochten zitten wij moderne ongelovige geesten niet te wachten. De angst onder modegevoelige westerlingen om voor ouderwets, achterlijk of reactionair te worden aangezien, belemmert een open en vrij debat, en zorgt voor een 'wegkijken' van grote existentiële vraagstukken die onbehagelijk zijn voor het moderne levensgevoel.