Je zou het niet verwachten bij het integratievraagstuk in Nederland, maar het kan toch: logica. In een werktraining van de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Utrecht weigerde een moslima na herhaaldelijk verzoek haar
nikab af te doen. De gemeente kortte daardoor voor twee maanden dertig procent van haar
uitkering. Dat vond ze natuurlijk niet zo leuk, dus zij ging klagen over beperking in haar godsdienstvrijheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gemeente terecht haar uitkering verlaagde wegens 'de belemmering [van de nikab] in het vinden van werk'.
Hoofddoek
Natuurlijk, elk weldenkend mens zal zeggen dat dit logisch is, maar in Nederland is het meermaals gebleken dat godsdienstvrijheid en het functioneren in de samenleving niet altijd goed samen gaan als het om de
islam gaat. Niet alleen in Nederland, maar ook in België. In 2006 klaagde moslima Samira Achbita de onderneming G4S aan, omdat het bedrijf haar ontsloeg toen ze ineens een hoofddoek ging
dragen. Het bedrijf wilde geen religieuze uitingen bij haar werknemers (het zijn tenslotte bewakers) en het Europese Hof van Justitie stelde G4S daarbij in het gelijk. Zo dringt langzaam maar beetje het bij Europese landen door dat godsdienstvrijheid met betrekking tot de Islam niet boven alles staat.
Maatschappelijke uitsluiting
Er zullen vast veel mensen weer racisme of fascisme roepen, maar die vergeten een aantal belangrijke aspecten van de nikab binnen het maatschappelijk verkeer. Dit kledingstuk maakt communicatie lastig zo niet onmogelijk, zeker in de non-verbale communicatie. Mensen die het goedkeuren dat vrouwen de nikab moeten dragen zijn verantwoordelijk voor de maatschappelijke uitsluiting die daaruit volgt. Niet omdat we allemaal racistisch zijn, maar omdat normale communicatie nauwelijks mogelijk is.