Het drama met de grootste Kinderopvangorganisatie Esro heeft de discussie over wat goede Kinderopvang is weer helemaal aangewakkerd.
Moeten we de boel volledig privatiseren? Of juist niet? In een column in de (papieren) Volkskrant van vandaag constateert econoom Rens van Tilburg dat de vrije markt niet de gewenste kwaliteit van de kinderopvang heeft gebracht in Nederland. Zelf heb ik ooit in een grijs verleden de (financiële) reorganisatie mogen uitvoeren van wat later één van de onderdelen van Esro is geworden. In deze column mijn visie op de sector. Voor wat meer achtergrondinformatie over Esro verwijs ik graag naar een eerdere bijdrage van mijn hand. [zie
hier].
In zijn column constateert Van Tilburg ook, dat de professionaliteit van de verzorgsters werd verdrongen door de rationaliteit van de spreadsheets waarin de kindertjes letterlijk tot nummers werden gereduceerd. De menselijke maat, juist zo broodnodig in deze branch, dreigt te worden verruild voor koele berekening. Is er geen compromis mogelijk? Het beste van twee werelden? En goede leidsters, én een financieel verantwoorde bedrijfsvoering?
Je kunt je om te beginnen afvragen of het wel de verantwoordelijkheid van de overheid is om voor de kosten van kinderopvang van haar burgers op te draaien. Zelf vind ik nadrukkelijk van niet; naar mijn bescheiden mening zijn ouders zelf verantwoordelijk voor die kosten en als ze het niet kunnen betalen, dan moeten ze geen kindertjes op de wereld zetten, as simple as that. Maar daar vinden we met z'n allen iets anders van: de overheid subsidieert dus -loonafhankelijk- de opvang van het kroost van Jan-en-alleman, óók in het geval van geprivatiseerde kinderopvang, zoals bij Esra het geval was.
Bij Esra ging het gierend mis: veel te hoog geleveraged (overname was gefinancierd met veel te veel vreemd vermogen, waardoor de rentelasten de eigenaren dwongen tot onverantwoorde bezuinigingen op de kwaliteit van de opvang). Dit is een eerste kritiekpunt van mij op ondeskundige privatisering. Esra zette vol in op de bestaande subsidie regelingen en nam zo bewust en bij volle verstand het politieke risico van subsidieverlaging. En die kwam er vervolgens ook. De gevolgen zijn bekend: een steeds verdere afbraak van de dienstverlening (maar wel tegen dezelfde of hógere kosten voor de ouders!).
Goede leidsters zijn cruciaal in deze branch. Zonder goede leidsters, geen goede organisatie, geen goede begeleiding van de kinderen en dus geen succesvolle opvang. Goede leidsters moeten opgeleid worden, en door verstandig management worden behouden. Dat is probleem twee: er zijn bijna geen goede managers te vinden in deze branche en al helemaal niet met kennis van zaken op financieel gebied. Toen ik dat bewuste bedrijfsonderdeel reorganiseerde (400 personeelsleden verdeeld over plusminus 40 locaties) constateerde ik een weinig professionele organisatie, waarbij er slecht geluisterd werd naar leidsters die beslist veel verstand van kinderopvang hadden (maar voor wat betreft de organisatie afhankelijk waren van nono's).
Met andere woorden, ook ten tijde van niet-privatisering waren er grote (financiële) problemen. Lukt het dan wel om van deze sector een winstgevend business model te maken? Het is erg lastig om hiervoor een blauwdruk op te stellen en ik denk dat het antwoord daarop ook niet éénduidig is, zoals met de meeste vraagstukken op het raakvlak van publiek-private samenwerking het geval is. Wil je het betaalbaar houden voor Jan-met-de-pet, dan is subsidiëring noodzaak, dat is simpelweg een feit. Wil je dat niet, dan is kindopvang uitsluitend mogelijk voor de beter gesitueerden, die dat dan overigens ook heel goed privé zouden kunnen regelen, maar dat terzijde.
Een winstgevend business model is in elk geval afhankelijk van de beschikbaarheid van goed opgeleid personeel, zonder dat is het sowieso een dead end valley. Dat personeel kost geld. Daarnaast is een goed functionerend administratief systeem onontbeerlijk, ook qua intake van nieuwe kinderen en het uitschrijven van bestaande. Niet alleen het interne administratieve gedeelte, maar tot en met (geautomatiseerde) facturatie naar de ouders en een deugdelijke incasso regeling bij wanbetaling (ook dat komt voor). Een goede organisatie dus, zowel vakinhoudelijk als administratief, plus (gedeeltelijke) subsidiëring van de overheid zijn noodzakelijke voorwaarden voor een rendabele kinderopvang.
Wanneer die organisaties te groot worden, dan bestaat het risico dat er weer teveel bureaucratie in de organisatie sluipt en teveel staffuncties, die de rentabiliteit onder druk zetten. Daarom is mijn stellige opvatting, dat kinderopvang als bedrijfstak alleen succesvol kan worden geëxploiteerd indien de menselijke maat niet uit het oog verloren wordt. Te grote 'fabrieken' leiden paradoxaal genoeg tot inefficiëncy en verspilling, te kleine zijn niet te financieren. Waar het optimum ligt kan niet in zijn algemeenheid worden beantwoord, omdat dit erg afhankelijk is van de betrokken medewerkers en demografische situatie.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.