In een uitgebreid opiniestuk in het Duitse Handelsblatt zetten twee journalisten de voor- en nadelen van hogere lonen voor Duitsland op een rij. Ik heb dat stuk gelezen, maar de conclusie moet niet zijn dat Duitsland hogere lonen nodig heeft, maar een hogere wisselkoers! Met andere woorden: een revaluatie van zijn munt. Maar dat kan niet door de eenheidseuro. De parallel tussen Duitsland nu en Nederland toen, ten tijde van
de Wisselverlieszaak, dringt zich onmiskenbaar op.
Destijds, in 1997, is door de Europese politiek ten onrechte de voor Nederland economische noodzakelijke revaluatie van de Nederlandse Gulden tegengehouden, waardoor er aan de Nederlanders een groot stuk welvaart is ontnomen, waarop Nederland economisch én juridisch aanspraak maakte. In ruil daarvoor mocht wijlen minister Duisenberg de eerste voorzitter worden van wat nu de ECB heet.
Genoemd welvaartverlies is structureel van aard en bestaat uit het mislopen van een substantieel stuk koopkracht van Nederlandse burgers en bedrijven direct in 1998 (bij het vaststellen van de euro-omwisselkoersen). Zowel wat betreft bestedingen én investeringen in Nederland, als die in het buitenland. Vanaf 1999 zijn deze verliezen nog verder opgelopen, niet alleen relatief (in percentages, tot circa eind 2006) maar zeker ook absoluut (gemeten in euros, tot het einde der tijden). Deze verliezen werken dus vanaf de invoering van de euro in 1999, maar eigenlijk al vanaf 1998 fors door, zowel in de inkomens- en winstsfeer (dus op het Nederlandse Bruto Binnenlands Product), als in de vermogenssfeer. Alleen al voor het lopende jaar 2014 hebben we het dan over een bedrag van ca. 55 miljard euro!
Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig van de vorige eeuw, bevond de Nederlandse economie zich in zwaar weer, door de fors opgelopen werkloosheid en het fors gestegen nationale begrotingstekort. Door het regeringsbeleid en onder druk van de vakbonden waren de lonen en vooral de collectieve uitgaven in Nederland toen bovenmatig gestegen in vergelijking met het buitenland. Gevolg was dus de bekende economische crisis in Nederland rond 1980 met hoge werkloosheidscijfers en grote druk op de overheidsfinanciën. Het toenmalige Kabinet Lubbers I besloot samen met de vertegenwoordigers van Werkgevers (vertegenwoordigd door Chris van Veen) en Werknemers (vertegenwoordigd door de latere premier Wim Kok) dat er 'iets' moest gebeuren om Nederland er weer bovenop te krijgen.
De toen gekozen remedie om de Nederlandse werkgelegenheid, overheidsfinanciën en concurrentiepositie te herstellen, was drieledig. Om te beginnen werd van de vakbeweging een loonmatiging ten opzichte van het buitenland en arbeidsduurverkorting gevraagd. Ten tweede werden er relatief forse bezuinigingen bij de overheid doorgevoerd en tenslotte werden ook ingrijpende hervormingen in de sociale zekerheid aangebracht. Daarnaast voerden veel Nederlandse bedrijven ingrijpende saneringen door. Deze voor ons land tot dan toe ongekende daadkracht van regering en haar voornaamste sociale partners op het gebied van loonmatiging en arbeidsduurverkorting werd bekend onder de naam het
Akkoord van Wassenaar (1982) , middels het bekende poldermodel.
Bovendien werd de gulden begin 1983 binnen het toenmalige Europees Monetaire Stelsel (EMS) -overigens tegen de zin in van DNB- ook nog eens twee procent gedevalueerd ten opzichte van de D-mark (toendertijd de ankermunt van het EMS en later in 1999 ook van de euro). En, om de inflatie laag te houden, werd de gulden tenslotte, als énige EMS-munt monetair (als een soort monetaire unie avant la lettre, maar mét behoud van het wisselkoers-instrument), vastgekoppeld aan de D-mark. Na verloop van tijd trokken economie en werkgelegenheid in Nederland weer aan en met name in de jaren negentig ontwikkelde de Nederlandse economie zich zelfs tot de sterkste economie van Europa, beter zelfs dan die van Duitsland, die immers de kosten van de Duitse éénwording te verwerken kreeg, en veel beter dan die van de andere EMS-landen.
Door deze forse loonmatiging ontwikkelde Nederland vanzelfsprekend ook een lagere inflatie dan de meeste andere Europese landen. De kracht van de Nederlandse economie én internationale concurrentiepositie kwam in de tweede helft van de jaren negentig tot uiting in het forse en structurele overschot op onze lopende rekening en de lagere LIBOR-rente voor Nederland. Nederland was dus bij de invoering van de euro verreweg het meest welvarende euroland. Alleen merkten de Nederlandse werknemers daar niet zoveel van...
Want als we kijken naar de loonontwikkeling van de gemiddelde Nederlandse werknemer in de periode 1983 tot 1998, dan is deze circa 60 procent achtergebleven bij het Eurozone gemiddelde. Met andere woorden, de Nederlandse werknemer heeft vanaf 1983 het economisch herstel van ons land zelf betaald. Doordat Nederland eind jaren negentig bij de invoering van de euro, internationaal gezien,
veel (13%) te goedkoop was geworden ten opzichte van de D-mark en alle andere munten die per 1999 in de euro zijn opgegaan, dreigde onze economie oververhit te raken, met
import van inflatie uit het buitenland' tot gevolg. De enige logische remedie zou revaluatie van de gulden binnen het toenmalige Europees Monetair Stelsel (EMS) zijn geweest en dat moest dan vanzelfsprekend gebeuren vóórdat de invoering van de euro een feit was (giraal in 1999), want daarna kon dat natuurlijk niet meer. Deze revaluatie is er ten onrechte niet gekomen, met voor Nederland desastreuze gevolgen. Zie dienaangaande ook mijn bijdragen dienaangaande vorig jaar onder de naam Eurobedrog
hier en
hier.
Omdat Duitsland aan de euro vastzit en niet tot de dringend noodzakelijke revaluatie van hun nationale munt kunnen overgaan, dreigt nu dit Nederlandse Wisselverlies-scenario zich bij onze Oosterburen te voltrekken, want de Duitse euro is zwaar ondergewaardeerd, de binnenlandse koopkracht is daardoor te laag en een oververhitting van de economie dreigt (kijk bijvoorbeeld alleen al naar de gestegen huizenprijzen, analoog in Nederland vanaf eind jaren negentig). De roep om loonsverhogingen, met een toenemende loon/prijsspiraal tot gevolg, zal dan resulteren in een aanzienlijke koopkrachtaantasting in plaats van koopkrachtverbetering.
Brussel kiest bij haar desastreuze crisisaanpak in Zuid-Europa voor de methode van interne devaluatie. Aangezien dit proces uiterst pijnlijk, maar ook uiterst langdurig is, wil men de economische convergentie versnellen door in Duitsland het omgekeerde te doen plaatsvinden: een interne revaluatie.
Maar zoals de methode van interne devaluatie (bovenmatige loondalingen) voor herstel van evenwicht destructief werkt (zoals we nu zien sinds de laatste jaren in Zuid-Europa), werkt de methode van interne revaluatie (bovenmatige loonstijgingen) voor herstel evenwicht eveneens destructief (zoals we hebben gezien in de jaren opvolgend aan de invoering van de euro in Nederland)! Dit is dus niet alleen niet de juiste manier om een structureel evenwicht tussen de verschillende eurozone-economieën te bewerkstelligen, maar pakt voor de Duitse burger en bedrijf ook nog eens zeer nadelig uit. Je zou verwachten dat met name het Duitse bedrijfsleven hier fel tegen zal protesteren, maar gelet op de gevoerde euro-politiek van Merkel valt het ergste te vrezen. Dus niet alleen de Zuid-Europese landen zitten gevangen in de euro maar nu ook Duitsland.
Kan iemand wellicht Duitsland en de Bundesbank even waarschuwen ?
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.