Cultuur is een prachtig goed, dat van groot belang is voor het voortbestaan van onze al even prachtige Nederlandse samenleving. Maar cultuur is niet heilig. In tijden van crisis moet gekeken worden naar die geldstromen die de minste directe baten hebben en de hoogste relatieve kosten. De kunstensector is daar niet gevrijwaard van, maar juist een duidelijk voorbeeld. Het debat over cultuur gaat daar echter vaak de mist in, omdat de baten schromelijk worden overschat en overdreven door mensen die begrijpelijk willen vasthouden aan de ruime voet waarop de sector dankzij overheidssteun heeft kunnen leven in de voorbije decennia.
Maar het tegengeluid schiet helaas al even vaak door in absurditeiten. Sentimenten als waarom zou ik moeten betalen voor zon luie kunstenaar of als je geen publiek trekt moet je maar een baan zoeken overschaduwen te vaak de nuttige cultuurvisie van Rutte I. Het beleid van Staatssecretaris Zijlstra, dat erop gericht is de cultuursector gezond en toekomstvast te maken, dreigt door het concept van kunst als linkse hobby te verworden tot het door links gepredikte onheil. Niet omdat het beleid mislukt of niet deugt, maar simpelweg omdat de verdedigers ervan in het maatschappelijke debat het totaal verkeerd opvatten.
Zijlstra gaat geen enkele maatregel doorvoeren die niet klopt. Hij zal er zonder twijfel voor zorgen dat de overheid niet langer de stoplap is van de cultuursector, maar met voldoende respect voor de Nederlandse samenleving om cultuur hoog in het vaandel te houden. Dat vaandel moet echter wel door ons gedragen worden. In het huidige debat raken we dat uit het oog. We lijken ons te verliezen in waar het om gaat: cultuur is van ons en moet door ons gemaakt en geconsumeerd worden. Wat links daarvan vind boeit mij eigenlijk weinig, maar laten wij er als rechtse Nederlanders in ieder geval voor waken kunst te gaan beschouwen als een linkse hobby die gemeden moet worden. Als cultuurminnend rechtsmens schreeuw ik dan ook niet om cultuur, ik geef er liever aan.