Nederland vierde gisteren het tweehonderdjarig bestaan van de monarchie. Maar wordt de natiestaat door al dat Oranjegevoel nu sterker of zwakker?
Een jaar of twintig geleden maakte op een uitzondering als mr. J.L. Heldring na zich bijna niemand druk over het behoud van nationale soevereiniteit. Ik herinner mij nog een bundel van de historicus Hans Righart met de titel Het einde van Nederland?, waarin heel opgewekt werd gedaan over het naderende opgaan in Europa. In de titel stond wel een vraagteken, maar het boek veroorzaakte nauwelijks rumoer, zo vanzelfsprekend werd dat einde gevonden. Dat is nu anders. Er wordt moord en brand geschreeuwd bij elke bevoegdhedenoverdracht aan Brussel, ook als Nederland daar zelf om gevraagd heeft (zoals in het geval van strengere begrotingscontrole in de eurozone). Het laat zien dat mensen zich nog steeds sterk met hun nationale staat identificeren, ook in Nederland dat lang voor 'postnationaal' doorging.
Dat natiestaten een taai leven lijden, is voor historici geen verrassing. Ook de Europese integratie heeft daarin geen verandering gebracht. De theorie van Alan C. Milward dat de Europese integratie de natiestaat juist heeft versterkt, is onder historici zelfs betrekkelijk geaccepteerd. Hoewel Europese federalisten de verwachting hadden dat de natiestaat na twee wereldoorlogen zijn beste tijd had gehad, is die tijdens de wederopbouwjaren gewoon teruggekeerd in de vorm van een nationale verzorgingsstaat waarin ambtelijke beleidsmakers door middel van allerlei sociale arrangementen pas echt aan het bouwen sloegen. Een land als Nederland illustreert dit proces perfect. Van een losse staatsvorm vanaf de Republiek der Verenigde Provinciën en een mislukt Verenigd Koninkrijk met België, dat slechts vijftien jaar (1815-1830) heeft bestaan, groeide ons land uit tot de ontzuilde gebureaucratiseerde moloch van vandaag. Eigenlijk heeft ook die unieke zuilenstructuur, waarbinnen verschillende geloofsgemeenschappen en ideologische stromingen 'soevereiniteit in eigen kring' genoten, maar een jaar of honderd bestaan. Zij begon ergens in de jaren vijftig van de negentiende eeuw, bereikte honderd jaar later een hoogtepunt in het 'sobere tijdperk' Drees, en erodeerde vanaf de jaren zestig. Niet dat die zuilen helemaal zijn verdwenen. Zij leven nog voort in gesubsidieerde omroeporganisaties, welzijnswerk, gezondheidszorg en woningbouwcoöperaties. Maar de oorspronkelijke zuilen zijn door een groter bureaucratisch complex op nationaal niveau overwoekerd. Misschien kun je ook zeggen dat Nederland pas een nationale meerderheidscultuur kreeg met het instorten van de zuilen en het ontstaan van een verzorgingsstaat die al die taken overnam en nog veel meer leuke dingen voor de mensen ging doen. Waarvan we ook allemaal zonder het goed in de gaten te hebben afhankelijk geworden zijn. Zonder enigerlei overheidssteun kan niemand meer op eigen benen staan of de eigen broek hooghouden.
Als we ons nu dus druk maken over het behoud van nationale soevereiniteit, gaat het vooral om behoud van die bevoegdhedensfeer op nationaal ('Haags') niveau. Over de Rijksoverheid dus. Ik weet niet of iedereen dat wel goed beseft, want juist die centrale overheid mag zich in weinig populariteit verheugen. Niemand is blij met de Haagse bedilzucht. Het is ook niet zo dat de Haagse politiek nog groot gezag geniet. Toch blijven media en publiek zich sterk op de Tweede Kamer richten, wordt het Europees parlement als een babbelcircus gezien, heeft niemand belangstelling voor wat er in provinciehuizen gebeurt, en wekt de gemeentepolitiek die dichtbij de mensen staat slechts ergernis op. In een stad als Amsterdam bestaan zelfs deelraden, wat in ooit nieuw gebouwde westelijke tuinwijken ook de vorming van 'sultanaten' mogelijk maakt. Allemaal tot uw democratische dienst, of in goed Nederlands: 'at your service!'
Het wonderlijke is dat er nu veel opwinding bestaat over de overheveling van bevoegdheden naar Brussel (partijen als de VVD beloven dat die zoveel mogelijk moeten worden 'teruggehaald'), een kwestie die twintig jaar geleden nauwelijks beroering wekte. De politiek draaide toen vooral om het in de hand krijgen van de overheidsuitgaven, die op het gebied van de zorg en de sociale zekerheid maar bleven stijgen. Dat is eigenlijk nog steeds zo, en sinds de financiële crisis en het nationaliseren van enkele grote banken is het overheidsaandeel in de economie weer enorm gestegen. We hoeven dus niet bang te zijn dat die Rijksoverheid snel verdwenen zal zijn, zij is eerder een molensteen. Maar ondertussen wordt er in eindeloze bestuurshervormingen gecentraliseerd, gedecentraliseerd, en als dat niet werkt, opnieuw gecentraliseerd. Het zijn alleen bestuurders en managers die hierin zijn geïnteresseerd. Het publiek kan het niet doorzien en mag telkens de rekening betalen, die altijd - de enige constante - hoger is dan voorzien.
Ik ben niet zo bang voor het vedwijnen van Nederland op Europees niveau. Andere lidstaten letten ook scherp op hun nationale belangen (misschien meer dan wij), en Europa wordt waarschijnlijk nooit meer dan de confederatie van samenwerkende natiestaten die het nu is. Wel wijst de richting steeds de kant op van 'meer Europa', maar het blijft onduidelijk wat dat nu precies betekent. Het is vooral nationale aanpassing aan het grotere geheel, en ook als de EU desintegreert betekent dat voor de burger 'meer Europa' in de vorm van hogere kosten om de fall out buiten de deur te houden. Zorgwekkender lijkt mij het voortdurende 'geherstructureer' en 'gehervorm' op binnenlands niveau. Zoals het dwaze idee om bestaande soms al honderden jaren bestaande provincies op te heffen en in nieuwe superprovincies te laten opgaan. Het zijn bestuurdersfantasieën waar niemand op zit te wachten en die vooral bestuurlijke ruis veroorzaken met veel glanzende nota's over slagkracht, efficiency en inhaalslagen naar de toekomst. Het creëert het soort 'bestuurlijke drukte' dat bestuurders zeggen te willen voorkomen.
Nog veel erger is de geplande overheveling van allerlei zorgtaken van nationaal naar gemeentelijk niveau. Dat is tevens bedoeld als een bezuinigingsoperatie. Het klinkt mooi, een overheid die naar de mensen toe komt, een keukentafelgesprek aangaat om uw zorgbehoefte vast te stellen, en uiteindelijk 'zorg op maat' aanbiedt. Maar het betekent ook dat we gemeenten krijgen die ineens veel meer taken moeten gaan uitvoeren, over enorme budgetten de beschikking krijgen, en die ook aan veel leukere dingen kunnen gaan besteden dan aan zorg voor de verouderende en per definitie zeurende medemens. De gemeente gaat dus bepalen waar u wel en geen recht op heeft. En het betekent ook veel bureaucratische strijd, want overheidsinstanties leggen zich op hoger rijksniveau nooit zomaar neer bij opheffing en gaan alternatieve strategieën bedenken om dat te frustreren. Als we ons ergens zorgen over moeten maken, dan is het over deze operatie, waarmee tientallen miljarden gemoeid zijn, die de hele organisatie van de zorg en van de staat overhoop gaat gooien, en waarop niets en niemand controle gaat krijgen.
Nederland, let op uw zaak, en stop deze onzalige operatie. Want zorg op maat door een lokale overheid die bij u op bezoek komt is een nachtmerrie, en de grootste leugen die er bestaat. Het bureaucratengevaar loert bij u om de hoek, niet ergens ver weg in Brussel.