Op het NRC-klimaatblog van Paul Luttikhuis nadert de vierde ronde van de klimaatdialoog zijn einde.
Paul Luttikhuis, Jan Paul van Soest, Gerbrand Komen en ondergetekende geven hun eindindrukken weer.
Paul Luttikhuis:
Deze dialoog nadert zijn einde. Vandaar dat ik de twee opponenten om een concluderende bijdrage heb gevraagd. Daarna sluit Gerbrand Komen de reacties af.
Over de reactie van Hans Labohm vooraf het volgende. Zowel van Gerbrand Komen als van mij kwam het dringende verzoek aan Hans de passage over de ‘hiatus’ te schrappen. Die was eerder al off-topic verklaard en, zoals ik Hans in een e-mail schreef, dan is het een beetje flauw om er in je conclusie nog op terug te komen. Hans hechtte echter zo aan zijn ‘ceterum censeo’, dat ik de tekst heb laten staan.
Hans Labohm:
Mijn totaalindruk van deze ronde van de discussie is wederom positief. Zowel door protagonisten als antagonisten van AGW zijn interessante en waardevolle inzichten aangedragen. Het is mijn stellige indruk dat in deze dialoog een breder palet aan argumenten pro en contra aan de orde is gekomen dan bij de voorbereidingen van het SER–energieakkoord. Reden genoeg, lijkt mij, om dit akkoord nog eens te evalueren en te annuleren.
Opvallend was dat de olifant in de zaal ook dit keer niet werd waargenomen. Zou Duitsland er in slagen om de CO2-uitstoot tegen 2050 met 80% te verminderen, dan bedraagt de modelmatig berekende vermindering van de opwarming als gevolg van de Energiewende 0,006 graad Celsius! Dat kan niet met thermometers worden gemeten. Die zijn eenvoudigweg niet nauwkeurig genoeg.
Als we nu toch met dierlijke metaforen bezig zijn – Jan Paul deed het ook met zijn ijsberen en pinguïns – dan moeten we constateren dat de Energiewende, en a fortiori het energieakkoord, niet meer dan een onzichtbaar muisje zullen baren (als ze al door zullen gaan, hetgeen mij onwaarschijnlijk lijkt).
Er is kennelijk niemand die daarvoor belangstelling heeft, hetgeen bevestigt dat AGW tot dogma is verheven, zich onttrekt aan rationaliteit en klimaatbeleid slechts getuigenispolitiek is.
Vele respondenten hebben toch een academische opleiding genoten. Dat zij dit belangrijke element negeren en zich kennelijk niet interesseren voor kosten en baten van beleid is wellicht een teken des tijds waarin ‘Gesinnungsethik’ belangrijker wordt gevonden dan ‘Verantwortungsethik’.
En hier de slotopmerkingen van Jan Paul van Soest:
Wat zijn, nu deze dialoog zijn einde nadert, de belangrijkste lessen? Wat mij betreft de volgende punten:
1. Van verschillende kanten is er kritiek op het energieakkoord. In mijn ogen, maar Bert Amesz vindt dat ‘formalistisch’, richt het energieakkoord zich op de middelen, de instrumenten, en neemt de eerder politiek vastgestelde doelen over. Kritiek op het energieakkoord blijkt in wezen kritiek op die doelen te zijn.
2. De kosten die aan het energieakkoord worden toegeschreven zijn kosten die met de doelstellingen samenhangen, in het bijzonder de doelstelling voor hernieuwbare energie.
3. Het is interessant te ontdekken dat er tegenover een ‘pinguïn-scenario’ à la het Urgenda-rapport (volledig op hernieuwbaar in 2030) een ‘ijsberen-plan’ staat (volledig op thorium in 2040). Ik denk dat het behulpzaam is voor de energiediscussie als er een diversiteit aan energietoekomstbeelden is, die verschillende maatschappelijke stromingen representeren. In mijn perceptie is het ijsberenverzet tegen energietransitie tot nu vooral defensief (‘CO2 is geen probleem, windmolens zijn te duur’), het is toe te juichen dat van die zijde onderbouwde plannen worden ontwikkeld: hoe dan wel?
4. In het begin van deze discussie hoopte ik dat zicht zou kunnen ontstaan op een energiebeleid waarin (gematigde) pinguïns en (dito) ijsberen zich beide redelijk zouden kunnen vinden. Die uitdaging werd maar beperkt opgepakt. Dat vind ik jammer. Een goede sturing van de energietransitie vergt m.i. een breed gedragen visie, zoals in Duitsland de Energiewende breed wordt ondersteund. Zo bezien is hier in Nederland nog een lange weg te gaan.
Tot slot de conclusie van moderator Gerbrand Komen:
Dit debat over het energieakkoord vormt een mooie (voorlopige) afronding van een reeks van vier dialogen. We gaan nu eerst overleggen of en zo ja hoe we verder gaan. Dit keer was het een dialoog zonder veel off-topic gedoe. Er was wat gekissebis van het type ‘het glas is halfvol’, ‘nee, het is halfleeg’, waarbij de discussianten elkaar met lange lijsten citaten probeerden te overtuigen, en soms leken de emoties sterker dan de ratio.
Gelukkig was er vooral veel inhoud, zie bijvoorbeeld de korte samenvatting over enkele deelonderwerpen: windmolens (#304), buitenlandroute (#335) en thorium (#336, #344 en #437). In het tweede deel van de dialoog speelden twee hoofdvragen een rol:
A. Wat zijn de kosten, de baten en tekortkomingen van het huidige energieakkoord?
B. Wat is het voordeel van een vaste CO2 prijs ten opzichte van allerlei ad hoc regelingen, en hoe zou je in de praktijk, met dit inzicht tot een beter energieakkoord kunnen komen?
Op de eerste vraag is geen eenduidig antwoord gekomen. De belangrijkste bezwaren zijn de hoge kosten van windmolens op zee, met beperkte levensduur, terwijl er alternatieven denkbaar zijn. Over de exacte kosten en baten kon met het overigens niet eens worden.
De door van Soest voorgestelde CO2 prijs lijkt voordelen te hebben, en er is zelfs wel enig draagvlak voor de invoering van zo’n prijs, waarbij de hoogte onderwerp van discussie zou moeten zijn, en alternatieven zoals afschaffen van subsidie op fossiel niet vergeten zouden mogen worden.
Ik ben blij dat er zoveel gediscussieerd is (meer dan 2000 reacties in totaal). Ofschoon er nauwelijks sprake was van een dialoog tussen Labohm en Van Soest hebben anderen het vacuüm goed gevuld, en hebben zowel Labohm als Van Soest daarop uitgebreid gereageerd. Ik heb er van geleerd, maar me ook verbaasd over hoe moeizaam het soms ging en hoeveel verwarring er soms is. Ik hoop dan ook dat de discussie elders wordt voortgezet. (En dan liefst door een gender-neutrale groep.)
Ik vond het fascinerend. Aan de ene kant de grote inzet van velen om te discussiëren, aan de andere kant toch ook vaak het onvermogen om dat te laten resulteren in een helder ‘waarover eens, waarover niet, en waarom (niet)’. Natuurlijk ben ik nieuwsgierig naar hoe dat komt en hoe het beter zou kunnen. Dus ben ik druk aan het googelen: Socrates, art of dialogue, art of discussion leading, etc. Dat geeft interessante vondsten, maar te veel voor nu. Laat ik daarom eindigen met mijn oprechte dank aan al diegenen die aan deze dialogen hebben bijgedragen.
Ik sluit mij graag aan bij de slotopmerking van Gerbrand. Voorlopig even geen ‘dialoog’, althans niet op deze manier. Maar gelukkig bieden ook de gewone blogjes voldoende aanleiding voor debat.
Aldus Paul Luttikhuis.
Voor mijn eerdere DDS–bijdragen zie
hier.