Hierbij deel 1 over de Europese klimaatpolitiek. Vandaag behandel ik de visie die eraan ten grondslag ligt.
De gronden waarop de energieomslag gebaseerd is, het inruilen van fossiel opgewekte energie voor wat men pleegt te noemen renewable bronnen, zijn de uitputting van de fossiele energie bronnen en het terugdringen van de uitstoot van CO2 dat naar de politiek aanneemt de aarde doet opwarmen waar allerlei rampen het gevolg van zullen zijn.
Wind, zon, biomassa, kernenergie, waterkracht zijn de belangrijkste van die renewable energiebronnen. Bij deze bronnen moet worden vastgesteld dat biomassa ongeveer evenveel CO2 produceert als kolen en dus niet voldoet aan het kriterium CO2 uitstoot terugdringen. Bovendien zijn wind en zon energiebronnen waarover de mens geen zeggenschap heeft zoals over fossiele bronnen. Energie is een van de onderwerpen waarover de EU volgens de verdragen de macht uitoefent. De EU bepaalt dus hoe de lidstaten moeten handelen bij deze door de EU geêiste omschakeling. In hoeverre die gronden redelijk zijn laat ik buiten beschouwing. Een van de meest recente publicaties over deze energieomslag was te vinden in de toespraak van de heer Barosso in maart jl. Aan de hand van grafieken en andere afbeeldingen schetste hij de gewenste ontwikkelingen tot 2020 en 2030 (en deels zelfs tot 2050).
In 2020 moet dus de uitstoot van CO2 zijn teruggebracht met 24%. Dat komt door het gebruik van renewable bronnen die 21% van de benodigde energie zullen produceren en het terugdringen van het energiegebruik met 17%. Maar 2020 is alleen maar een tussenstation.
ETS (emisison trading system) geeft de toelaatbare emissies voor de industrie aan. Worden deze overschreden dan wordt elke ton uitstoot extra belast met een heffing, het zogenaamde cap and trade. Hier zien we de EU doelstelling van de GHG (green gas emision targets) vermindering in 2020 en 2030.
ETS is het cap and trade system, dus het percentage dat de industrie kan uitstoten zonder boete. ETS en niet ETS samen goed voor een vemindering van 40% van de uitstoot.
Hier zien we nog eens de doelstellingen voor 2020 en 2030 op een andere manier weergegeven.
Wat gaat dat nu kosten? 'Investment in infrastucture' betekent de aanlegkosten van dit alles; 'investment in energy efficiency' bijvoorbeeld het isoleren van woningen etc; fuel imports zijn de brandstof importen van buiten de EU; other energy purchases (domestic) is de kostprijs van de energie die binnen de EU gekocht is van de verschillende lidstaten (want het is een EU project, maar de energie= energie opwekkend medium komt van de lidstaten).
Wat gaat dat nu de industrie en de huishoudens kosten?
Energy supply is wat de energie echt kost, productieprijs. Network costs zijn de kosten voor het creëren van het distributie netwerk, gelijksstroom kabels e.d. (nu bestaand uit wisselstroomkabels, maar die kunnen de zware belasting niet aan). Paars zijn de overheids belastingen en heffingen over Europa. De groene percentages geven de subsidies aan. Het is duidelijk dat de gewone man, de huishoudens, zwaarder belast worden dan de industrie.
Volgende keren een paar kritische aantekeningen bij deze EU visionaire energietoekomst. Hier een voorschot. De 'cap and trade' (heffing bij grotere dan de toegestane CO2 emissie) is de eerste spaak in het wiel. De opbrengst van de cap and trade is van 25 euro per uitgestoten ton gezakt naar minder dan 5 euro. Dat zet geen zoden aan de energie-dijk.