Hoezo geen nationale trots?

Geen categorie15 jun 2013, 20:30
Deze junimaand is het vijfentwintig jaar geleden dat het Nederlands voetbalelftal in West-Duitsland de Europese titel veroverde. De Volkskrant vindt dit zo belangrijk dat er op elke wedstrijddag een hele pagina is gereserveerd voor de triomftocht van toen. Zo is er vandaag alle aandacht voor de hattrick van Marco van Basten die tegen Engeland tot een 3-1 zege leidde en de ommekeer inluidde. Zes dagen later zou hij in de laatste minuut het winnende doelpunt maken waarmee in Hamburg de moffen werden verslagen. Dat krijgen we dus nog!
Iedereen die die dagen heeft meegemaakt, zal ze zich nog herinneren. Het waren dagen van verbijsterende nationale euforie. Verbijsterend, omdat niemand gedacht had dat wij Nederlanders zo nationalistisch konden zijn. Na het laatste fluitsignaal van de wedstrijd tegen de Duitsers was het een halve minuut helemaal stil, waarna uit de openstaande ramen (het was warm) een kabaal losbarstte dat tot de triomfantelijke rondvaart door de Amsterdamse grachten niet meer zou ophouden. Het leidde ook in de toenmalige kwaliteitspers tot deftige beschouwingen over onze volksaard. Wij dachten het nationale chauvinisme voorbij te zijn, maar de Oranjegekte bij het voetbal liet iets anders zien. Al waren er ook progressievelingen die het kosmopolitische karakter van ons voetbal vierden. Vergeleken bij de (toen nog) lelieblanke Duitsers stak onze Oranje-elf met gekleurde sterren als Ruud Gullit en Frank Rijkaard swingend af. Zo haalde iedereen onbekommerd zijn eigen gelijk.
Zulke voetbaltoernooien zijn al heel lang dankbare metaforen voor grotere metapolitieke trends. Zo sprak Auke Kok, auteur van het onvolprezen '1974. Wij waren de besten', drie jaar geleden niet ongeestig van het 'PVV-voetbal' waarmee Oranje in Zuid-Afrika de finale had gehaald. Boosheid was zijn deel. Niemand zal meer ontkennen dat bij het voetbal het ware beestje te voorschijn komt. Waarbij moet worden opgemerkt dat juist de voetballiefhebbers (altijd slechts een fractie van het volk dat bij overwinningen meejuicht) tot opmerkelijk onpartijdige beoordelingen in staat is. In Zuid-Afrika speelde Oranje inderdaad niet zo geweldig, al had het gezien de kansen in de finale tegen Spanje wel gewoon wereldkampioen moeten worden. En wie de verloren finale uit 1974 nog eens in alle rust terugziet, kan slechts concluderen dat de Duitsers minimaal een penalty werd onthouden, dat een doelpunt van Gerd Müller ten onrechte wegens buitenspel werd afgekeurd, en dat Johan Cruijff die middag in München irritant veel commentaar op de scheidsrechter had. Maar goed, dat was in de linkse jaren zeventig, en toen was een tweede plaats ook mooi. Pas later begon het te knagen en de revanche van 1988 smaakte dan ook zoet.
Wat hieruit mag blijken, is dat het ons in Nederland nooit heeft ontbroken aan nationale trots. Doen alsof dat wel zo is, heeft iets verongelijkts. Sterker, het Hollandse nationalisme heeft iets buitennissig superieurs. Niet alleen menen we vanzelfsprekend 'de besten' te zijn, tot uiting komend in een speelstijl op de helft van de tegenstander waarbij de tegenpartij helemaal niet aan de bal hoort te komen. Ook mag er geen twijfel bestaan over de 'juistheid' van onze overwinningen, die ook verdiend en moreel in orde moeten zijn. Een wedstrijd gelukkig winnen (het mooiste dat er is; daarom was het gelukkige EK van 1988 ook zo mooi), wordt wel gevierd, maar eigenlijk dient de tegenstander helemaal verpletterd te worden. Het totaalvoetbal dat aan Rinus Michels ('de generaal') werd toegeschreven, was vooral dat: totaal. Wij passen ons nooit aan anderen aan (dat is iets voor laffe Belgen), wij leggen de tegenpartij onze wil op. Pas als de tegenstander op superieure wijze is gedold en vernederd, is het goed. Toen Jong Oranje vorige week met 5-1 van Jong Rusland had gewonnen, ging het vooral over de matige eerste helft en dat de Russen toch nog een goal hadden kunnen maken. Dat klinkt bescheiden en zelfkritisch, maar is eerder het tegendeel. Het gaat de snoeverij voorbij. Erger, het is totaal onrealistisch, alsof het alle dagen feest moet zijn en een landje als Nederland altijd met de besten meespeelt. Nationale trots als gewoonterecht, terwijl aan uitzonderlijke prestaties per definitie geen abonnementsrechten kunnen worden ontleend.
Gelukkig weten de meeste Nederlanders dat ook, net zoals de meeste Nederlanders heel goed weten dat voetbal 'maar' een spelletje is en dat die bluftoon een houding is. De rest van de wereld is er ook nog en Nederlanders weten ook heel goed dat je je niet moet laten gekmaken. Het realistische 'PVV-voetbal' in Zuid-Afrika was daar een uiting van, gevolgd door het echec van de laatste EK in Polen en Oekraïne (toen Oranje best aardig speelde, maar kansen miste en voor de eigen overmoed werd bestraft). Als er verloren wordt, wordt dat zonder veel drama geaccepteerd. Dan is het gewoon weer een potje voetbal, meer niet. Wat we onszelf echter niet moeten wijsmaken is dat Nederlanders geen nationale trots kennen, of dat er hier (vooral in de mainstream-media) een 'weg-met-ons'-mentaliteit zou heersen. De feiten spreken een andere taal. En als zelfs de Volkskrant (lange tijd 'de Azijnbode' genoemd) meelift op de nationale euforie van vijfentwintig jaar geleden, dan ga je denken: was Ben de Graaf er nog maar.
Voor wie hem niet meer kent: Ben de Graaf (lees dit schitterende portret van voetballiefhebber wijlen Kees Fens) was een kritisch sportjournalist, met biljarten als specialiteit, die altijd vond dat Ajax of het Nederlands elftal te hard had gespeeld, en nooit meedeed aan de Oranjegekte. In 1974 werd hij door onze gevierde internationals die hem niet konden luchten of zien in het zwembad gegooid. Het verhaal gaat dat hij als enige op de Volkskrantredactie op het CDA stemde. Hij ging in tegen de zelfgenoegzaamheid van de progressieve gemeente die jarenlang onze nationale identiteit heeft gekleurd. Een echte sfeerbederver dus, een oer-Hollandse kankerpit. Ook een soort PVV'er, maar dan totaal anders.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten