Ieder mens staat in het leven voor een keuze. Je kunt twee dingen doen. Je neemt het roer van jouw bestaan in eigen hand, óf je schuift wat jou overkomt af op anderen of op ‘het lot’. Zelden wordt de vraag gesteld, wie ons op dit kruispunt heeft neergezet. Want het feit dat wij deze keuze moeten maken, dat hebben wij zelf niet gekozen. Uiteindelijk komen we dan uit op God, of – abstracter gezegd – op een kosmische geworpenheid.
In dit artikel wil ik de arbeidsmoraal onderzoeken, en daarvoor dieper doorboren dan slechts te verwijzen naar opvoeders, ouders en onderwijzers. Ik wil praten over het aangaan met een relatie met een leidend autoriteitsfiguur überhaupt. Hier zal ik naar verwijzen met de metafoor van ‘God’. Via die weg beoog ik een lampje aan te steken. Ik wil u doen inzien dat we, als we uit de huidige decadente en clowneske toestand van de maatschappij willen ontsnappen, twee verrichtingen moeten doen. Als eerste moeten we onze innerlijke scheppende kracht erkennen en omhelzen. Daarna moeten we de moed opbrengen om onze autoriteitsfiguren los te laten. Deze analogie ontstond uit een interessante gedachte die ik las in het boek Bullshit Jobs van de antropoloog David Graeber (1961 – 2020). Het is een gedachte over hoe de mens zijn eigen onwaardigheid cultiveert. Op blz. 127 (New York 2019) schrijft hij dat er twee versies van bestaan.
De eerste is de rechtse variant: wie ben jij om in je hoofd te halen dat je ergens recht op hebt? Recht op werk? Op gezondheid? Op pensioen? Je moet je eigen boontjes doppen, je eigen broek ophouden. Society doesn’t owe you.
En dan de linkse versie: check your privilege! Bij elk verlangen dat je hebt, moet je weten dat er ergens iemand rondloopt die het nóg slechter heeft. Desnoods is dat een uitgemergeld persoon in Afrika die bezoedeld water drinkt uit een modderputje. Wie ben jij om een recht op te eisen? Hou rekening met de minderbedeelden!
Naar mezelf kijkend, maak ik zo nu en dan gebruik van de linkse versie. Iemand begint ergens over te klagen en dan zeg ik: kijk naar wat je al hebt! Een gezin, kinderen met een vaste partner, een eigen huis, pensioenopbouw, een auto – ik heb dat allemaal niet. Meestal houden ze dan direct hun mond. Heel bevredigend.
Het gaat mij om het spirituele ankerpunt van deze gedachten. Dat is dat je bent gemaakt door een god die jou veracht. Zowel de linkse als de rechtse variant, bouwt voort op een protestantse oergedachte. In het zweet des aanschijns zult gij uw brood eten. Het leven is afzien en fundamenteel onprettig. Als je geniet, dan ben je dat genot eigenlijk onwaardig. Uiteindelijk raakt dit aan de gnostiek: hierover dadelijk meer.
Voor nu moet je de gemene deler van deze twee ethieken onthouden: de god die jou heeft geschapen, kijkt op je neer, en in plaats van dat je jezelf op het punt van rebellie stelt, identificeer je jezelf met de orde die God oplegt. “Inderdaad, ik ben de rechten onwaardig – mijn lijden is geen reden om in verzet te komen want er zijn anderen die nog meer lijden dan ik.” Dát is de overkoepelende gedachte, de slavenmoraal. Het gif in onze zielen waarmee we onszelf klein maken.
Voordat ik resoluut met die ethiek kan breken, moet ik opbiechten dat ik me aardig kan vinden in dat rechtse perspectief. Mijn intuïtie is dat mensen allerlei rechten opeisen en dat dit steeds luxer wordt. Je hebt de plicht om er zelf wat van te maken. Steek eerst maar je handen uit de mouwen voordat je ergens over klaagt. Mijn intuïtie is dat elke reflectie op de maatschappelijke stand van zaken moet beginnen met de vraag: “Wat doe je zelf om jouw situatie te verbeteren?”
Terug naar die God. Want ik kan dan wel een gezonde persoonlijke werkethiek hebben, maar het is en blijf die god die mij in deze maatschappelijke situatie heeft geworpen. U begrijpt dat ‘God’ in het verband van deze verhandeling niet strikt religieus moet worden opgevat – niet als een kosmische papa die tussen de wolken zweeft en er een oordeel op nahoud van wat wij mensen doen en laten. ‘God’ bedoel ik hier in een metaforische zin, verwijzend naar de sociaaleconomische structuren waaronder de maatschappij is georganiseerd.
Met andere woorden: ik ben een ijverig persoon, iemand die dingen aanpakt en regelt, desnoods leef ik wat zuiniger en slaap ik wat korter. Toch heb ik het te schaften met een maatschappij waarin boomers alle maakindustrie naar Azië hebben gestuurd en nu de rest opzadelen met flexbaantjes. Zij dragen ons geld over aan de EU, deden zelf niets aan compliance en dwingen nu iedereen om elk dubbeltje te verantwoorden. Digitaal geld wordt ingevoerd via het CBDC sociaal kredietsysteem. Nederland heeft een Rijnlands systeem voor boomers, met een peperdure verzorgingsstaat, terwijl de rest het moet doen met een uitgekleed Angelsaksisch neoliberaal stelsel. Ik heb het nog niet over de asielramp, het stikstoffiasco en de woningcrisis.
Oftewel, ik als arbeidzaam scheppend mens krijg een puinhoop in de schoot geworpen. Dat dwingt mij om – juist vanuit mijn ijverige en ondernemende aard – een nieuwe relatie aan te gaan met mijn schepper. Ik krijg kutkaarten in mijn openingshand en dan moet ik mij maar verzoenen met mijn schepper, omdat er altijd anderen zijn die in nóg grotere ellende verkeren? En ík mag geen rechten opeisen en moet “niet klagen maar dragen”, terwijl alles voor asielzoekers wordt geregeld die nog niets hebben bijgedragen aan dit land en zich dikwijls terugtrekken in islamitische enclaves? Yeah right. Met die ethiek valt niets aan te vangen. De weg naar verbetering begint met zij die niets te verliezen hebben. Dat betekent in dit geval: verbreek de band met je schepper en verwerp zijn ethiek. Spuug in het gelaat van God. Wij gaan samen een radicale acte van emancipatie voltrekken!
Nog even over die gnosis – dat maakt duidelijk waarom die ethiek moet worden verworpen en vervangen. Gnosis vat ik samen als: de schepping, het manifesteren van de wereld in een fysieke, materiële vorm, is een kwaadaardige handeling van God. Want hierdoor zit de schepping, zoals alles wat stoffelijk is, opgesloten in een cyclus van aftakeling, rotting en verval. Oftewel vervloek ons sterfelijke, vergankelijke lot, en projecteer een onstoffelijke spirituele werkelijkheid die dan wél eeuwig en meer echt zou zijn. Die spirituele werkelijkheid wordt verheven tot het richtpunt van de menselijke ethiek. Zelfs al is die voorstelling een illusie, of – wat krachtiger gezegd – zelfbedrog waar mensen aan vasthouden omdat zij te zwak zijn om hun finale sterfelijkheid onder ogen te zien.
Deze verderfelijke ethiek vangt ons in de dubbele verstrikking. Enerzijds is er de stoffelijkheid waar we zelf deel van zijn. Omdat gebrek, vergankelijkheid en onvolkomenheid eigen zijn aan al het fysieke zijn wij, lijfelijke wezens, schuldig en zondig. Anderzijds wordt ons een morele maatstaf voorgehouden die is gebaseerd op voorstellingen van het onstoffelijke: een onbereikbaar ijkpunt waarbij wij altijd te kort schieten.
De zojuist omschreven ethiek leidt ertoe dat je wordt weggeleid van je eigen natuur en daar zelfs vijandig tegenover komt te staan. Stap twee is dat je een onrechtvaardige orde gaat aanvaarden: met een religieuze vroomheid kijk je op tegen autoriteiten die evident niet het beste met je voor hebben. Niet economisch nutbejag, maar theologische voorstellingen verklaren hoe werkende armen een maatschappelijke orde kunnen aanvaarden die tegen hen werkt. Hierom gebruik ik de metafoor ‘God’, want het is een religieuze ethiek die voorbij de ontkerkelijking voortbestaat.
Het eindverhaal is dat je je innerlijke morele kompas gaat wantrouwen en tegelijk een hekel krijgt aan het werk dat je verricht om in je onderhoud te voorzien, om je onvolmaakte lijfelijke natuur voort te zetten. Terwijl arbeid, waarin we onze talenten ontplooien en waar we van nature op zijn aangewezen, de hoogste vorm van vervulling en zelfverwerkelijking zou moeten zijn. Dit laatste is ook het punt dat Graeber wil maken met Bullshit Jobs. Omdat hij echter niet doorboort tot die onderliggende, realiteitsontkennende ethiek, blijven discussies over de waarde van arbeid hangen op clichés als “geld is de wortel van het alle kwaad”. Er verandert niets.
Afsluitend keren we terug naar de metafoor van God als schepper. De maatschappelijke chaos van 2022-2023, die u en ik op geen enkele manier konden indammen, bewijst dat de schepper van zijn troon is gevallen. Het is ons aangedaan. Maar tegelijk kunnen we niet ons handje ophouden als passief slachtoffer van de omstandigheden. Het is tijd om ons een meestermoraal aan te meten, en zélf te scheppen.
En volg mij door abonnee te worden via Telegram en steun me via BackMe. En zeg ‘Argh!’ als piraat.