1 Toen Jezus de menigte zag, ging hij de berg op, en nadat hij was gaan zitten, kwamen zijn discipelen bij hem.
2 En hij opende Zijn mond en onderwees hen. Hij zei:
3 Zalig zijn de niet-serieuze gelovigen, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
4 Zalig zijn zij die tolerantie praktiseren, want zij zullen vertroost worden.
5 Zalig zijn de humor-vollen, want zij zullen de aarde beërven.
6 Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en dus de verwerping van de oordelen van de Raad van State en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over pastafarisme, want zij zullen verzadigd worden.
7 Zalig zijn zij die de intolerante godsdiensten verwerpen en aanklagen voor wat het zijn: splijtzwammen voor de mensen van goede wil,
8 Zalig zijn de cartoonisten, want zij zullen God zien.
9 Zalig zijn de cabaretiers, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
10 Zalig zijn zij die vervolgd worden vanwege hun zogenaamd godslasterlijke schrijfsels, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
11 Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, door u als samenzweringstheoreticus te verketteren, terwijl u spreekt, omwille van Mij.
12 Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.