Met het overlijden van paus Franciscus, op Tweede Paasdag op 88-jarige leeftijd, is een opmerkelijk tijdperk in de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk afgesloten. Sinds zijn aantreden in 2013 heeft Franciscus zich ontwikkeld tot een van de meest politiek uitgesproken pausen van de moderne tijd. Zijn uitspraken klonken vaak als een echo van het socialisme, of op zijn minst als een scherpe aanklacht tegen het kapitalisme in zijn rauwste vorm. Wie zijn achtergrond heeft bestudeerd, begrijpt dat dit geen toeval was. Franciscus, geboren als Jorge Mario Bergoglio in Buenos Aires, was een kind van het Argentijnse Peronisme – die wonderlijke mengvorm van nationalisme, arbeidersstrijd en katholieke waarden. Juan Perón, de man naar wie deze stroming is vernoemd, had sociale rechtvaardigheid weten te combineren met autoritair leiderschap en een diep wantrouwen jegens buitenlandse economische inmenging. Het waren ideeën die wortel hebben geschoten in een land dat geteisterd werd door ongelijkheid en sociale strijd. De jonge Bergoglio groeide op in dit klimaat en ontwikkelde al vroeg een scherp oog voor de kloof tussen arm en rijk.
Zijn lidmaatschap van de jezuïetenorde had die blik verder gevormd. De jezuïeten staan bekend als de intellectuelen van de Kerk, maar ook als onvermoeibare verdedigers van de armen. In Latijns-Amerika hebben zij in de twintigste eeuw een belangrijke rol gespeeld in de bevrijdingstheologie: een stroming die de Bijbel las vanuit het perspectief van de onderdrukten. Hoewel Franciscus zich nooit volledig tot deze theologie heeft bekend, klonk haar geest duidelijk door in zijn spreken en handelen.
Als paus heeft hij zich herhaaldelijk uitgesproken tegen wat hij de “tirannie van het geld” noemde. In zijn encycliek Laudato Si’ (2015) heeft hij het consumentisme, de ecologische uitbuiting en de groeiende sociale ongelijkheid fel bekritiseerd. Klimaatverandering beschouwde hij als een morele crisis, waarbij vooral de armen het slachtoffer werden van de vervuiling die de rijken veroorzaakten. Zijn boodschap sloot naadloos aan bij linkse, socialistische partijen wereldwijd, die ecologie en sociale rechtvaardigheid met elkaar verbonden.
Ook op economisch terrein had Franciscus een uitgesproken visie: hij pleitte voor herverdeling, strikte regulering van markten en het beperken van de macht van multinationals. Zijn woorden zouden niet misstaan hebben op een partijcongres van Podemos in Spanje, Syriza in Griekenland of de sociaaldemocratische partijen van Noord-Europa. Arbeid noemde hij een fundamenteel recht, terwijl hij het ongebreidelde individualisme scherp afwees. Hij zette zich in voor een economie die het algemeen welzijn diende.
Zijn visie op migratie en grenzen had eveneens binnen een links-humanitair kader gepast. Franciscus pleitte voor openheid en solidariteit met vluchtelingen en migranten, en stelde morele grenzen aan nationale soevereiniteit wanneer het ging om de bescherming van mensenlevens. Ook hier heeft hij zich regelmatig gemeten met rechtse, nationalistische partijen, terwijl hij aansluiting vond bij internationale socialistische denkbeelden over universele mensenrechten.
Toch zou het te kort door de bocht zijn om Franciscus simpelweg als een socialist in het wit te bestempelen. De kern van zijn denken bleef religieus, niet economisch. Zijn kritiek op het kapitalisme vloeide voort uit het evangelie, niet uit Das Kapital. Het verschil zat in de grondslag: waar socialisme gebaseerd is op economische theorieën, vertrok Franciscus vanuit een spiritueel mensbeeld. Toch leidde dat opvallend vaak tot dezelfde politieke conclusies.
De paradox was dat deze paus, aan het hoofd van een van de oudste en meest hiërarchische instellingen ter wereld, tegelijk de taal sprak van volksbewegingen en activistische NGO’s. Dat was wellicht de invloed van zijn jezuïetenerfgoed: trouw aan Rome, maar met één been in de wereld – het liefst aan de kant van de armen.
Of hij daarmee zieltjes heeft gewonnen in het Westen, waar het
christendom in de verdrukking raakt, blijft de vraag. Maar in Latijns-Amerika, Afrika en Azië – de continenten waar het
katholicisme groeide – klonk zijn boodschap vertrouwd. Het was de stem van een paus die meer weg had van een volksleider dan van een vorst. Een paus die – net als het socialisme – geloofde in een betere wereld, hier en nu.
Zelfs Javier Milei heeft zijn aanvankelijke ongenuanceerde kritiek jegens Paus Franciscus bijgesteld. Bergoglio was immers een warm mens van vlees en bloed met ongetwijfeld de beste intenties. Een vriendelijke man die niets dan goeds van zin was en die op zijn manier zeer veel respect heeft afgedwongen.