De sterfdag van Nelson Mandela viert men door te demonstreren tegen Israël en Zwarte Piet?
Vorige week wandelde ik samen met de gevierde filosoof Lammert Kamphuis in hartje Amsterdam. Op de Dam, waar je normaal met Magere Hein of Darth Vader op de foto kan, werd ik opgehouden door een demonstratie in aanbouw. Een zestigjarige hippie deelde demonstratieborden uit en vanuit de speakers van een busje schelde Arabische muziek. ‘Om vijf uur gaan we demonstreren tegen de apartheid’, zei een Marokkaanse jongen tegen mij. Hij had zo’n stoere Palestinasjaal om en keek met een diepe blik de verte in. Ergens had hij wel wat van Ché Guevara vond ik. Ik had nog nooit een pro-Palestinademonstratie meegemaakt en omdat ik geen roze microfoon bij mij had leek het mij voldoende veilig om de boel een beetje te observeren. De antropoloog in mij vind demonstraties namelijk fascinerend.
Wat allereerst opviel was de kleine omvang van de demonstratie. Er waren nauwelijks mensen op af gekomen, alleen de beroepsactivisten, de diehards. Toen ik de oude hippie vroeg wat de directe aanleiding van deze demonstratie was bleef hij mij een antwoord schuldig. Hij mompelde dat Israël nog steeds de Palestijnen onderdrukt, maar concreter dan dat werd hij niet. Het feit dat Gaza de laatste maanden niet meer in het nieuws is was hem dus ook niet ontgaan. Een journalist van NTR ontsluierde het mysterie. Hij vertelde dat het precies een jaar geleden was dat Nelson Mandela was overleden. Om deze anti-apartheidsstrijder te eren moest tegen de apartheid van nu gedemonstreerd worden: de zionistische entiteit Israël en natuurlijk Zwarte Piet.
De beroepsdemonstranten kon je in drie verschillende groepen verdelen: de moslims, de extreemlinkse demonstranten en de zwarte anti-Zwarte Pietactivisten.
De moslims waren in de meerderheid. Het waren vooral twintigers en dertigers en er zaten opvallend veel mooie meiden bij. Zoals christelijke meisjes zich gepassioneerd betrokken voelen bij het lijden en sterven van hun Heiland, zo voelen islamitische meisjes zich gepassioneerd betrokken bij het leed van het Palestijnse volk. De Franse uitdrukking ‘la petite mort’ schoot even door mijn hoofd. De mannen met baarden lieten mij koud. Zij liepen maar een beetje doelloos rond. Of hielden ze de omgeving in de gaten en probeerden ze AIVD’ers en rechtse journalisten te spotten?
De extreemlinkse activisten riepen daarentegen een zekere meewarigheid bij mij op. Het waren hippies en Internationale Socialisten. De laatsten waren te herkennen aan hun groene Mao-petjes. De Internationale Socialisten zijn fel tegen racisme en daarom tegen Israël en Zwarte Piet. Het leukste om naar te kijken was een bejaarde hippievrouw op een scootmobiel en een grote kale man die een Palestijnse vlag als een slabbetje om had geknoopt. Waar de Internationale Socialisten vastberadenheid en woede uitstraalden hadden deze menselijke, al te menselijke mensen iets vertederends.
Ook de zwarte anti-Zwarte Pietactivisten hadden iets liefs. Toen zij het plein betraden begonnen ze meteen hun islamitische medestrijders te knuffelen, iets waar een enkele moslimbroeder zich zichtbaar ongemakkelijk bij voelde. Ik probeerde niet te lachen. Toen de zwarte demonstranten mij zagen, een witmens die er niet uitziet als een extreemlinkse demonstrant en dus blijkbaar een vieze vuile racist is, veranderde echter hun vriendelijke blik. Omdat ik ze verlegen toeknikte en maar een gesprekje begon aan te knopen met de dame op de scootmobiel voorkwam ik een mogelijke woordenwisseling.
De demonstratieborden die de oude hippie uitdeelde waren van de Internationale Socialisten. Wat je ook van deze extreemlinkse buitenparlementaire club vind, ze maken in ieder geval hele coole borden. Mooi kleurgebruik, heldere slogans, krachtige afbeeldingen. Op één of andere manier deden deze borden mij heel erg denken aan de actieposters die de Pacifistisch-Socialistische Partij in de jaren zeventig en tachtig maakte. Revolutie is in zekere zin ook kunst. Niet alleen de mooie Marokkaanse meiden maar ook deze posters probeerden mij te verleiden, zo merkte ik. Ik zette een paar posters op de foto, uit journalistieke en esthetische overwegingen.
In gesprek met een Internationale Socialiste (uiteraard met een groen petje op) kwam ik er achter dat de demonstratie toch een actuele aanleiding had. De Bijenkorf van nog geen vijftig meter verderop had levensgrote poppen van ‘blackface’ (Zwarte Piet dus) in de winkel staan. Dit was een provocatie richting de zwarte Amsterdammers. Bijenkorf = racisme.
Het was koud en ik vond het wel leuk geweest. Terwijl ik vanuit mijn linkerooghoek Marokkaanse kinderen tikkertje zag spelen (zij maakten van de demonstratie echt een feest) besloot ik afscheid van iedereen te nemen. Het liefst had ik de quenelle als gesture gemaakt, gewoon om even te kijken hoe men daarop zou reageren, maar ik had niemand antisemitisch zien doen en besloot daarom om lief te blijven. Ik wenste ze veel succes met hun dappere strijd tegen het institutionele racisme en zionisme in Nederland en Israël en riep ‘Amandla’.
‘Witte kerst is racisme’ zei ik tegen Lammert toen ik op de trein richting het oosten moest stappen.
Op pagina 3 staan een aantal foto's van de demonstratie.