Windmolens groeien overal in tal en last. Ook in Nederland is dat het geval, overeenkomstig de doelstelling van de regering om 12 GWatt windvermogen te plaatsen in de volgende 10 jaar. Hiermee zou dan 20 procent van onze elektriciteit worden opgewekt.
Eind maart 2011 antwoordde minister Verhagen op Kamervragen van dhr. van Bemmel: Om een stijging van 9% naar 35% hernieuwbare elektriciteit in 2020 te kunnen realiseren, is verdere groei van windenergie op land als relatief goedkope duurzame elektriciteit, onmisbaar.
Een dergelijk geluid klinkt op veel plekken in de wereld. Hoe komt dat?
Wij zien daarvoor drie voorname redenen:
a. Het subsidiëren van windenergie is de makkelijkste en meest zichtbare manier voor een regering om het volk laten zien hoe 'groen' je bent. De uitspraak van ZE Verhagen is een schoolvoorbeeld.
b. Bij kleine windvermogens (<5% van het totaal) zijn de negatieve gevolgen voor de klassieke opwekking klein en worden ze in het algemeen niet opgemerkt. De subsidies zijn daarbij nog niet van dien aard, dat ze de economie merkbaar beïnvloeden, dus men kan zonder al te veel discussie molens plaatsen.
c. Grote windvermogens leiden tot een grote gesubsidieerde industrie, die via een professioneel lobbycircuit zijn voortbestaan verdedigt. Hierbij wordt gretig gebruik gemaakt van de gebruikelijke bangmakerij over het opraken van fossiele brandstoffen en de opwarming van de aarde.
Het voorgaande maakt duidelijk, dat 20% windenergie in de huidige stand van onze stroomvoorziening niet ingepast kan worden. De helft van de stroom zal niet gebruikt kunnen worden en met de andere helft wordt het klassieke systeem zo verstoord, dat brandstofbesparingen niet of slechts in kleine mate optreden. Wil men toch inzetten op windenergie, dan zal de overheid zijn ongeduld dienen te bedwingen tot het moment, dat de techniek klaar is voor de inpassing van grote hoeveelheden aanbod gestuurde stroom. Dit is misschien ooit te doen, maar dit vereist nog jaren van hard werken aan onze stroomvoorziening.