Nederland begint een dikastocratie te worden, aldus FVD-fractievoorzitter en Tweede Kamerlid Thierry Baudet. De hoogste macht berust bij de rechterlijke D66-macht, ondanks het beginsel van onze rechtstaat, de driemachtenleer, die voor het eerst betoogd werd door John Locke en Charles de Montesquieu.
Gisteren deed de Hoge Raad een historische -betreurenswaardige- uitspraak in de Urgenda-zaak, waarin zij betoogde dat Nederland conform art. 2 en 8 EVRM voor 2021 25% broeikasgasuitstoot reductie moet hebben gerealiseerd:
“Deze verplichting voor de Staat om ‘het zijne’ te doen berust op de art. 2 en 8 EVRM, omdat een ernstig risico bestaat dat een gevaarlijke klimaatverandering plaatsvindt die het leven en het welzijn van velen in Nederland bedreigt”
In art. 2 wordt het recht op leven verankerd in het bindende Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierin worden zaken zoals moord e.d. gezien als een strafbaar feit. De Hoge Raad stelt dus ten gevolge van de uitspraak dat 0,35% van de mondiale CO2-emissies direct leidt tot ontneming van het leven. Niet alleen is dit juridisch onverdedigbaar. Ook is dit irrationeel en kan men dus allerlei staten aanklagen voor acties die de volksgezondheid indirect en mogelijkerwijs kan schaden in de toekomst in gevolge van schending van art. 2 EVRM.
De effecten van de 0,35% CO2-uitstoot zijn volgens de Nederlandse staat -die ondertussen verschillende klimaatakkoorden ratificeert- verwaarloosbaar. In hoger beroep wordt het volgende argument ingebracht: ’Een modelmatige berekening toont aan dat de extra reductie (8%) zoals bevolen door de rechtbank 0,000045 °C minder gemiddelde wereldwijde opwarming tot 2100 tot gevolg zou hebben.'
Ironisch gezien stelt de Hoge Raad hiermee vast dat de voorkoming van een opwarming van 0,000045°C levens beschermt, terwijl zo’n minieme opwarming niet zal leiden tot zeespiegelstijging.
De Hoge Raad verdedigt de toepassing van art 8. EVRM middels jurisprudentie van het EHRM waarin milieuschade wordt beschouwd als een risico die het welzijn van personen kan aantasten (op zowel lange als korte termijn).
De Hoger Raad stelt verder dat een reductie van 0,000045 °C niet verwaarloosbaar is, omdat deze reductie ruimte vrijlaat komen in het zogeheten carbon budget. De rechter realiseert zich blijkbaar niet dat het effect van deze reductie letterlijk verwaarloosbaar en onmeetbaar is. Deze reductie maakt geen ruimte vrij in het carbon budget, omdat de emissies uit Nederland niet meegenomen kunnen worden in dit budget. Vervolgens wordt in het vonnis vaak geschreven over de 25-40%-reductienorm.
“Verder heeft het hof het aan de Staat gegeven bevel beperkt tot de ondergrens (25%) van de internationaal onderschreven, minimaal noodzakelijke reductiedoelstelling voor 2020 van 25-40%.”
Als het hof zo erg hecht aan het recht op leven en in de veronderstelling is dat deze wordt geschonden op de lange termijn, waarom legde de rechtsprekende macht dan geen reductiedoelstelling van 40% op? Alsof een reductie van 25% ten opzichte van 1990 het leven van Nederlanders beschermt en alles daaronder niet.
De 2 voornaamste redenen om tot een 25% reductie te komen zijn irrationeel en juridisch geknutsel. De Hoge Raad weet dat zij hiermee in het terrein komt van de wetgever en dat zij hiermee haar boekje te buiten gaat.
Het argument dat 8% reductie van broeikasgassen gaat leiden tot het voorkomen van ontneming van levens door klimaatverandering is lachwekkend en tegelijkertijd beschamend. Dit was een politiek gekleurde uitspraak die Nederland het komende jaar in financieel zwaar weer zal brengen.