De vaste lezers van mijn columns weten dat ik eurokritisch ben. Maar het zou populistisch en vooral onjuist zijn om net te doen alsof hervormingen en bezuinigingen niet nodig waren geweest, als we de gulden maar hadden gehouden.
De door de politiek afgedwongen, slecht doordachte eenheidseuro heeft alle deelnemende landen met uitzondering van Duitsland al veel welvaart gekost en de rekening zal ongetwijfeld nog hoger oplopen. In Zuid-Europa wordt een nóg hogere prijs betaald wat betreft werkloosheid en vooral jeugdwerkloosheid; daar is inmiddels een complete generatie afgeschreven.
Door alle euro-ellende zouden we haast vergeten, dat de EU er vanaf de jaren zeventig tot en met negentig ook al niet zo goed op stond. Na de groeiperiode van kort na WO2, kwam er midden jaren zeventig sterk de klad in. Er waren constant recessies en valutacrises. Het idee om meer monetaire eenheid na te streven was daarom niet onlogisch, maar het had op een andere manier gedaan moeten worden, bijv. met parallelle munten. Dit was ook geadviseerd aan de Europese Commissie door de Optica-Groep van topeconomen in 1975, maar helaas is hierop geen acht geslagen toen Mitterrand, Kohl en hun EC-zetbaas Jacques Delors de europlannen doorvoerden vanaf 1990.
Om een aantal redenen was de werkloosheid in de EU dus hoog opgelopen. In 1997 was er sprake van 20 miljoen werkozen en 50 miljoen armen in de EU, zo constateerde ook de groep van 70 Nederlandse economen die zich dat jaar in een pamflet verzetten tegen de komst van euro/EMU. De euro heeft enkele jaren een welvaartsillusie gewekt (economisch zwakke landen konden spotgoedkoop lenen) met als gevolg dat we voor vele jaren in een balansrecessie zitten.
In zijn boek Zielloos Europa, een EU- en eurokritisch boek eveneens uit 1997, ging Pim Fortuyn in op deze problematiek. Ik heb dit boek destijds gekocht en onlangs herlezen. Ik kan niet anders dan concluderen dat “de goddelijke kale” het destijds prima had gezien. Wat een visionair! Ook Fortuyn noemde in zijn boek de hoge werkloosheid in de EU. In het hoofdstuk “Europa en de global village”, ging hij in op oorzaken en oplossingen.
Over de oorzaken van de stagnatie in de EU en de hoge werkloosheid schreef Fortuyn in 1997:
“Het achterwege blijven van forse ingrepen in de verzorgingsstaat, de overheidsfinanciën en de wereld van de arbeid in de grote landen van de EU, behoudens Engeland, maakt de EU als geheel kwetsbaar voor de groei van de informaticagedreven global village. De EU als geheel dreigt hetzelfde lot te ondergaan als het VK in de jaren vijftig. De noodzakelijke aanpassingen in landen als Duitsland, Frankrijk , Italië en Spanje verlopen buitengewoon moeizaam en echte successen blijven uit”. (JG: later zou Duitsland wel hervormingen doorvoeren en daardoor de winnaar worden van de eurozone)
Fortuyn vervolgt dan:
“De nieuwe economieën in de wereld, zoals Korea, India, China, Indonesië en zo nog een handvol, hebben daarvan geen last. Zij hebben slechts te winnen. Hun verzorgingsstaat is nihil of bestaat niet, hun overheden verslinden nog geen enorme bedragen en hun wereld van de arbeid is tot veel, zo niet tot alles bereid”.
Vervolgens komt Pim met zijn toekomstvisie:
“In de volgende eeuw zullen prijs en kwaliteit, en die twee alleen, bepalen waar de productie van goederen en diensten of modules daarvan zullen plaatsvinden. Het Westen, en dus ook de EU, komt er niet omheen - op straffe van een langzame neergang van hun economieën en samenlevingen – deze realiteit te verdisconteren in het noodzakelijke aanpassingsbeleid”.
Fortuyn maakte het punt dus helder: de wereld is nu eenmaal veranderd en als we in Europa niet aanpassen en flink hervormen, gaan we langzaam maar zeker ten onder aan onze eigen zelfgenoegzaamheid. Fortuyn kwam in dit boek met nog een interessant punt: hoe kan je het beste hervormen, nationaal of in EU-verband? Fortuyn was niet anti-EU, hij zag een rol voor de EU als aanjager van hervormingen, maar vond dat het zwaartepunt bij de natiestaat moest liggen. Pim schreef hierover:
“De vraag die zich nu laat stellen, is of dit aanpassingsbeleid het best op het niveau van de EU of dat van de lidstaten kan plaatsvinden. Successen van landen als Nederland of Ierland wijzen in elk geval uit dat zo’n aanpassingsbeleid heel goed op nationaal niveau vorm valt te geven en vooral valt uit te voeren. Het nationale verband staat garant voor op de situatie toegesneden maatregelen en op acceptatie van deze maatregelen door de bevolking, ook al gaat dit vaak met grote problemen en dito sociale spanningen gepaard”.
Ook hier sloeg Fortuyn de spijker op zijn kop. Een belangrijke reden dat hervormingen in Griekenland niet worden gedragen is dat deze worden ervaren als dictaat van de EU. Fortuyn eindigt dit hoofdstuk met een kwinkslag:
“Europa staat voor de keuze zich razendsnel aan te passen en te moderniseren of de global village zal het langzaam wurgen. Pas als de rest van de wereld zich een verzorgingsstaat en een uitdijende overheid kan permitteren, is Europa met zijn tradities weer aan zet. En wie weet maken wij als we nu fors ingrijpen dan in de volgende eeuw gebruik van de wet van de remmende voorsprong en laten we de nieuwe wereld weer even achter ons!”
Dit boek herlezende realiseerde ik me wat een grote geest we verloren hebben aan professor Pim, maar ook dat een zakelijk debat nog altijd nodig is op al deze punten: de euro, de EU, hervormingen en aanpassingen. We moeten ons niet laten manipuleren door het opgelegde EU-eenheidsdenken, maar evenmin moeten we ons laten leiden door slordige denkers, die menen dat er zonder euro een walhalla aanbreekt en we dan tot het einde der tijden zorgeloos kunnen genieten van onze welvaartsstaat. Daarvoor is de wereld teveel veranderd.