Tijd voor een reality check.
De afgelopen weken woedde op de opiniepagina's van NRC Handelsblad een debat over een stuk van dierenrechtenauteur Bastiaan Rijpkema en conservatief theoreticus Thierry Baudet. Dat wil zeggen: het debat ging niet zozeer over de feiten als wel over het besluit van de NRC-redactie om het stuk uberhaupt te plaatsen. Had de krant er goed aan gedaan een dergelijk pleidooi met een overduidelijke anti-EU-toonzetting op de opiniepagina te plaatsen? Nee, meende een groep van acht 'pamflettisten' (overigens een beetje een magere aanduiding voor een man van het kaliber Lex Hoogduin). Ja, meenden auteurs als Bas Heijne en Theodore Dalrymple. Voor liefhebbers: NRC heeft een overzicht van alle bijdragen gemaakt dat hier te lezen valt.
Zelf laat ik dit typisch Nederlandse debat over het debat graag aan me voorbij gaan. Laten we liever een duik in het artikel zelf nemen. Daar staan namelijk zaken in die de moeite van het overwegen waard zijn. Overwegen - en verwerpen. Want laat er geen misverstand over bestaan: het zou een vergissing zijn het advies van beide heren op te volgen. Dit verdrag is ook wel degelijk in ons belang.
De auteurs zetten nogal onheilspellend in. Ze reppen van een "onbekend" proces waarop burgers "geen zicht hebben" zodat ze zich er ook "niet mee kunnen bemoeien" - dit alles blijkbaar tot grote tevredenheid van de sinistere klasse der politici. Is dat proces werkelijk onbekend? Volgens mij niet. Wie even op Google de woorden "Transatlantic Trade and Investment Partnership" intikt, komt honderdduizenden pagina's tegen. Niet alleen krantenartikelen en blogposts maar ook door overheden verspreide documenten, onder andere van de US Trade Representative en de Europese Commissie. Die laatste heeft zelfs een aparte site gecreeerd speciaal voor dit dosssier. Wie wil weten hoe het proces precies werkt en welke dossiers ter sprake komen, vindt er alles wat hij nodig heeft. Geheim? Dacht het niet.
Maar goed, de toon is gezet: "Opgepast, vrijhandelsverdrag in de maak!" Rijpkema en Baudet richten hun pijlen vervolgens op de komst van dat verdrag - en dan vooral op de rol van de Europese Commissie in de besluitvorming over de totstandkoming ervan. "Waar haalt Barosso het gezag vandaan?", vragen ze zich af. Nou eh, van Europese verdragen waaronder ook de Nederlandse handtekening staat. Anders dan beide heren beweren is dat geen vernieuwing die is doorgevoerd via de-grondwet-die-geen-grondwet-genoemd-mag-worden, ook wel het Verdrag van Lissabon genoemd (2007). De exclusieve Europes competentie op handelsgebied is al een halve eeuw eerder vastgelegd in het Verdrag van Rome uit 1957, waarin werd vermeld dat de deelnemende landen "de wens hebben, door middel van een gemeenschappelijke handelspolitiek bij te dragen tot de geleidelijke opheffing der beperkingen in het internationale handelsverkeer." Alle verdragen sindsdien gaan uit van een Europese competentie bij het sluiten van vrijhandelsverdragen met derde landen.
Dat er destijds is besloten om van handel een Europese competentie te maken, is ook logisch. Het zorgt ervoor dat elk handelsverdrag met een derde land meteen in alle lidstaten geldig is, in overeenstemming met de regels voor de interne markt. Inderdaad moet een Europese onderhandelaar daarbij, zoals de auteurs terecht aangeven, rekening houden met de vaak tegengestelde economische en politieke belangen van individuele lidstaten. Dat is een zaak van loven en bieden en geven en nemen. Lidstaten hebben op dit politieke proces doorgaans significante invloed, net als vakbonden, werkgevers, grote pressiegroepen en nongouvernementele organisaties. NB: dit zijn allemaal instellingen waarop de kiezer/burger invloed uit kan oefenen, bijvoorbeeld via betrokken lidmaatschap of verkiezingen. Uit dit proces van politieke koehandel komt zelden een perfect verdrag uit, maar dat geeft ook niet. Doel is een verdrag dat een verbetering vormt ten opzichte van de status quo. De economische voordelen van vrijhandel zijn daarbij duidelijk: honderdduizenden extra banen en meer koopkracht door dalende prijzen van importproducten. Voor overheden leidt de stijgende economische groei (aan Europese kant ongeveer 300 miljard euro extra in het komende decennium) bovendien tot extra belastinginkomsten die weer kunnen worden besteed aan nuttige zaken als transportnetwerken, scholing en zorg [dat overheden het extra geld nog wel eens over de balk willen smijten is een andere zaak]. Voor deze enorme economische winsten hebben de beide auteurs helaas geen oog. Dat is op zich niet vreemd, want het zijn geen economen. Het is wel een fors verzuim. In een artikel dat een stelling betrekt over een mogelijk vrijhandelsverdrag, zouden immers voor- en nadelen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Die afweging ontbreekt geheel.
Van de bezwaren die ze noemen bleek die van het gebrek aan democratisch gehalte ongegrond. Hetzelfde geldt voor hun harmonisatiepunt. Ja, daar gaat over onderhandeld worden. Maar wie het transatlantische handelsdossier kent, weet dat over dit onderwerp al decennia lang wordt onderhandeld zonder dat beide blokken elkaar veel toegeven. De Amerikanen houden vast aan hun standaarden op het gebied van zaken als milieu of rechtsbescherming, wij aan de onze. Conflicten worden steevast uitgevochten via de Wereldhandelsorganisatie, waarbij nu eens de een, dan weer de ander de bal een paar millimeter in eigen richting verplaatst ziet worden. De kans dat uit deze onderhandelingen een resultaat komt dat Europese standaarden opeens fundamenteel ondermijnt of zoals de auteurs het noemen "de cultuur en zelfbeschikking bedreigt", is ongeveer nul. Ook al vanwege bovengenoemde invloed van lidstaten, sociale partners en NGO's - waarachter uiteindelijk weer de kiezer-consument schuilgaat.
Het enige principiële bezwaar dat wel enig hout snijdt is dat inzake de introductie van het klachtrecht voor bedrijven. Voor mij persoonlijk is het op zich zonder meer aanvaardbaar dat private partijen onder dit handelsverdrag het recht krijgen klachten in te dienen tegen betrokken overheden. Dat recht hebben ze al in veel andere verdragen, waarom dus niet ook hier? Overheden horen wat mij betreft niet boven de wet verheven te zijn. Maar ik accepteer zonder meer dat over dit punt de meningen kunnen verschillen en dat we er dus eerst een fatsoenlijk open en democratisch debat over dienen te voeren voordat we een besluit nemen. Voor mij staat daarbij al wel van tevoren vast dat het verdrag er ook moet komen als ik dit punt niet binnen zou halen. Dit soort verdragen zijn namelijk geen nulsomspel. Mijn verlies - of dat van de heren Rijpkema en Baudet - is kleiner en daarom uiteindelijk minder belangrijk dan de totale winst die wordt binnengehaald in de vorm van grotere ondernemersvrijheid, nieuwe banen en extra koopkracht. Die winst kunnen we goed gebruiken, zeker in de huidige crisistijden.