Op de website van DDS is door meerdere auteurs kritiek geuit op de one-size-fits-all euro en gewezen op een alternatief, The Matheo Solution. Bij dit oplossingsmodel kan de euro gehandhaafd blijven als enig wettig betaalmiddel van de eurozone, maar komt er wél de nodige monetaire flexibiliteit, zodat per land gekeken kan worden naar het juiste rentetarief, en als het nodig is gedevalueerd kan worden. Dit in combinatie met een realistische aanpak van het schuldenvraagstuk, is de beste manier om Europa uit het moeras te trekken. Ik zal die boodschap blijven brengen, maar dat neemt niet weg, dat er ook andere economische vraagstukken zijn, die moeite van het bespreken waard zijn. De euro in de huidige vorm komt echt wel een keer aan zijn einde, door een politiek wilsbesluit tot aanpassing (waar ik op hoop) en zo niet, dan zal het kaartenhuis op enig moment vanzelf instorten. Als het zo ver is, moet onze economie er zo goed mogelijk voor staan, zodat we de klap kunnen opvangen en een monetaire herstart kunnen maken, eventueel met een beperkte groep vergelijkbare landen.
Ondanks alle kritiek (ook van mij) op het kabinet Rutte-Asscher, moet gezegd worden dat de economie nu enigszins aantrekt en er ook goede zaken gebeuren, zoals bijvoorbeeld het
topsectorenbeleid. De momenteel lage eurokoers kan zelfs wat extra wind in de rug geven voor de export. Er moet echter nog véél meer gebeuren om onze economie robuust te maken en een hogere economische groei te bewerkstelligen.
Professor Sylvester Eijffinger (hoogleraar Financiële Economie) publiceerde op
zijn weblog naar aanleiding van Prinsjesdag (16 september jl.) een viertal aanbevelingen, die mij behoorlijk aanspreken. Het zijn de volgende:
1. Hervorming van de inkomstenbelasting naar een (sociale) vlaktaks met geleidelijk uitfasering van de hypotheekrenteaftrek, het ouderentarief en opschoning van de vele heffingskortingen. Hierdoor worden de marginale tarieven voor de middeninkomens (een tot twee maal modaal) verlaagd en worden werknemers die in deeltijd werken aangemoedigd tot (bijna) voltijd werken.
2. Uniformering van het BTW-tarief en daardoor verlaging van het hoogste BTW-tarief van 21 naar wellicht 17%. Het hoge BTW-tarief leidt tot belastingontwijking (-ontduiking) en erodering van de belastingbasis. Uit de literatuur is bekend dat een BTW-tarief van 20% een kritische grens en dat een overschrijding van deze grens leidt tot minder inkomsten (Laffer-curve effect).
3. Hervorming van de markten voor huur- en koopwoningen die communicerende vaten zijn en volledige afschaffing van de overdrachtsbelasting die als een rem op arbeidsmobiliteit fungeert. Dat betekent dat de woningcorporaties moeten zorgen dat het middensegment in de huurmarkt beter bediend wordt (zoals bijv. in Duitsland) waardoor de doorstroming van huren naar kopen verbetert.
4. Verdubbeling van de publieke en private investeringen in R&D (onderwijs en onderzoek) omdat ons land het moet hebben van hoge toegevoegde waarde (productie van goederen en diensten op de technologische grens) die alleen bereikt kan worden door forse investeringen in fysieke en menselijke infrastructuur. Nederland zit in EU en OECD op of onder het gemiddelde.
Ik denk dat Prof. Eijffinger hiermee een uitstekende aanzet heeft gegeven voor het economisch en financieel beleid in de komende jaren. Het enige probleem is, dat een dergelijk beleid niet of nauwelijks te realiseren valt door een regering van VVD en PvdA, en al helemaal niet met de PvdA van Spekman en Samsom, die het liefst de SP links in zouden halen met hun nivelleringsfeestje .
Nederland heeft een coalitie nodig, die een beter perspectief kan bieden op economische groei dan de VVD-PvdA coalitie, die vooral hard heeft bezuinigd én de lasten heeft verzwaard. Het nivelleringsfeestje van Samsom en Spekman kwam erop neer, dat we allemaal achteruit gingen, de rijken misschien nog iets meer dan de armen.
Daarbij is wel e.e.a. hervormd, maar zonder echte visie daarachter. Daardoor zien we bijvoorbeeld, dat de arbeidsmarkt helemaal niet flexibeler wordt. Vanaf 2015 zitten Nederlandse bedrijven opgescheept met nóg meer bureaucratie en juridisering, betreffende de contractketen, het ziekteverzuim en óók van het ontslagrecht, ondanks de inderdaad wat lagere ontslagvergoeding (zogenaamde transitievergoeding) die van toepassing zal zijn vanaf 1 juli 2015.
Het is de hoogste tijd voor een ambitieuze en realistische regeringsploeg, die de overbodige bureaucratie in ons land nu eens écht te lijf gaat, en die hard werkende burgers perspectief biedt met flinke lastenverlagingen. De vier genoemde uitgangspunten voor het economisch beleid van Prof. Eijffinger, zouden daarbij een uitstekende leidraad kunnen zijn.