Vermogen en belasten

Geen categorie23 jun 2014, 9:29
Mijn vorige bijdrage sloot ik af met de veronderstelling dat de geesten rijp worden gemaakt voor het zwaarder belasten van vermogen.
Dit onder het mom om de vermeende toenemende inkomens- en vermogensongelijkheid een halt toe te roepen. Over vermogen en belasten valt nog wel wat meer te zeggen.
Vermogensaanwas komt op tal van manieren tot stand. Uiteindelijk gaat het (enigszins gechargeerd) om uitgesteld inkomen dat apart wordt gezet (waarop uiteraard rendement wordt gemaakt dat bijdraagt aan verdere vermogensgroei of –afname). Het feit dat het om uitgesteld inkomen gaat, wil zeggen dat er al eens belasting over is betaald. Dit is een sterk argument tegen vermogensbelasting. In België bijvoorbeeld is het doorslaggevend. Andere landen, zoals Duitsland, kennen veel hogere vrijstellingen dan Nederland.
Iedereen heeft recht op de vruchten van zijn of haar arbeid. Verreweg de meeste mensen vinden het ook redelijk een bepaald percentage hiervan af te dragen aan de staat. Helaas zetten te weinig mensen vraagtekens bij het circus dat in Nederland is opgetuigd dat heeft geleid tot enorm hoge belastingtarieven. Een uitgebreide verzorgingsstaat noopt de Nederlandse overheid zelfs bij werkenden met een modaal inkomen de helft daarvan in te pikken via belasting en premies. Een deel daarvan strooit ze vervolgens weer uit over diezelfde burger in de vorm van toeslagen en aftrekposten. Op die manier pompen we veel geld rond tussen soms bijna identieke huishoudens voor wie de uiteindelijke uitkomst steeds meer op willekeur lijkt te berusten.
Dat de belastingdruk in Nederland veel te hoog is, blijkt ook uit een rekenexercitie van de Amsterdamse econoom Beetsma, waarnaar ik eerder verwees. De gemiddelde werkende Nederlander, die valt in het belastingtarief van 42%, betaalt over elke extra verdiende euro tenminste 52% belasting. Degene in het 52%-toptarief (dat geldt vanaf een bruto jaarloon van iets meer dan €56.000!) betaalt tenminste 60 cent belasting op elke extra verdiende euro. En dat is wanneer het inkomen direct wordt geconsumeerd. Wie gaat sparen, betaalt 66% belasting. Worden ook erfbelasting en (door de overheid veroorzaakte) inflatie in beschouwing genomen, dan gaat de totale belastingdruk richting 80%.
In mijn vorige bijdrage schreef ik dat belastingheffing wat mij betreft best progressief mag zijn. Dat deed sommige reageerders steigeren. De achterliggende economische gedachte is deze: Het nut dat wordt ontleend aan de eerste euro inkomen is veel groter dan het nut van de tienduizendste en dat is weer groter dan van de miljoenste. Het belasten van die eerste euro is dan ook economisch veel schadelijker dan de honderdduizendste (wat niet wil zeggen dat het laatste niet ook schadelijk is). Wie inkomenspolitiek wil bedrijven, moet het m.i. beperken tot de belastingheffing en niet op allerlei andere terreinen regelingen inkomensafhankelijk gaan maken. Dat soort ingrepen heeft onherroepelijk gedragseffecten en leidt tot verstoringen op de desbetreffende deelmarkten (wonen, zorg enz.). Het voorbeeld van het sterker inkomensafhankelijk maken van de premies voor ziektekosten deed terecht menigeen steigeren. Wie ondanks alles persé wil nivelleren, kan het beoogde effect veel efficiënter via de belastingen bereiken, omdat dan weliswaar niet de nadelen van de belastingheffing worden vermeden maar wel de negatieve effecten voor (in dit geval) de gezondheidszorg.
Terug naar vermogen. De econoom Bas Jacobs rechtvaardigde onlangs in een interview met Elsevier het belasten van vermogen door er op te wijzen dat de overheid de opbouw van vermogen fiscaal facilieert via de aftrek van pensioenpremies en betaalde hypotheekrente. Dat is nogal partieel geredeneerd. Wat betreft pensioenen is grotendeels sprake van uitgestelde belastingheffing, waarbij zowel de inleg als het aangegroeide vermogen worden belast als het vanaf de pensioenleeftijd tot uitkering komt. Het voornaamste voordeel zit in het feit dat mensen met een AOW-uitkering geen AOW-premie hoeven te betalen. Dat geldt voor álle AOW-gerechtigden, dus daar is geen sprake van veel herverdeling. Wie dit desondanks een probleem vindt, moet het rechtstreeks aanpakken en niet proberen via een vermogensbelasting iets recht te trekken wat je elders scheef vindt liggen. De argumentatie met betrekking tot de hypotheekrenteaftrek is nog gammeler. In een eerdere bijdrage over de huizenmarkt wees ik op het feit dat met inkomensmaatregelen voor huurders meer overheidsgeld is gemoeid dan voor kopers. Aangezien huurders gemiddeld genomen lagere inkomens hebben dan kopers is hier per saldo dus sprake van nivellering.
Al met al is de argumentatie voor vermogensbelasting flinterdun en berust hoofdzakelijk op jaloezie. Over een groot deel van het vermogen is al eens loon- en inkomensbelasting betaald, over vermogen dat wordt doorgegeven wordt erfbelasting betaald en over vermogen dat zit in ondernemingen wordt eveneens al belasting geheven. Daar komt dan nog eens de vermogensrendementheffing bovenop. Kortom, vermogen ontkomt op geen enkele manier aan de fiscus. We zijn dus weer terug bij de uitkomst van de som van Beetsma: zowel inkomen als vermogen worden al zwaar belast in Nederland. Een zinvollere invulling van het debat zou dan ook zijn welke belasting het eerst omlaag moet. De voorstanders van meer herverdeling moeten het dan ook over een andere boeg gooien. Over die pogingen graag een volgende keer.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten