Even leek alle aandacht uit te gaan naar dat domme ski-ongeluk van prins Friso in de bergen van Oostenrijk. Altijd weer die celebrity-cultuur. Maar inmiddels zijn er toch heel wat stukken verschenen over de zelfgekozen dood van de in Suriname geboren journalist, schrijver en programmamaker Anil Ramdas die de wereld van de grachtengordel geschokt heeft. Toen ik het nieuws vrijdagochtend vernam (de prins moest toen nog aan zijn afdaling beginnen), moest ik meteen denken aan de dood van Pim Fortuyn en Theo van Gogh (en in zijn kielzog Ayaan Hirsi Ali). Die zijn vermoord, waar Ramdas zelfmoord pleegde, een heel verschil. Maar toch denk ik dat Ramdas zichzelf wel in die orde van grootte zag.
Buitenstaanders kunnen niet in het hoofd van Ramdas kijken, en weten ook niet welke demonen daarin huisden. Ook is zijn zelfmoord een individuele daad van een gekwelde geest. Als we het zo zien, zijn we gauw klaar. Punt. Maar Ramdas had ook een publieke kant en daarover is veel meer te zeggen. Niet alleen over Ramdas en de rol die hij in het publieke debat vervulde (naar goed Nederlands gebruik moeten we dat niet overdrijven en niet groter maken dan het is), maar ook over dat 'wereldje' zelf. Daar heerst meer ijdelheid, competitie, kleingeestigheid en afgunst dan op het eerste gezicht lijkt, misschien ook omdat Nederland en zijn taalgebied zo klein is (gelukkig hebben we Suriname, België en Zuid-Afrika nog) en cultfiguren binnen de culturele elite bepalen wie er wel toe doen en wie niet. Daar komt geen kiezer of cultuurconsument aan te pas, dat gebeurt via een voor buitenstaanders moeilijk te doorgronden pikorde van groten en minder groten die prijzen en misprijzen. Binnen het Koningshuis liggen die verhoudingen vast, maar binnen het culturele wereldje kun je even op een voetstuk worden gezet om er daarna weer vanaf te worden geslagen. Hoewel ook hier geboorte telt. Ongelofelijk veel spraakmakende figuren ontlenen hun status aan hun afkomst, ofwel het nest waarin ze geboren zijn. Van hun 'identiteit' weten ze altijd iets bijzonders te maken, en de mensen die ze kennen zijn publieke figuren 'die ertoe doen'. U denkt dat er binnen het bedrijfsleven en de politiek wordt genetwerkt? Nou, dat gebeurt binnen de culturele elite nog meer.
Zelf heb ik Ramdas twee keer ontmoet. Alles wat ik zeg is buitenkant. De eerste keer, in de zomer van 1995, in verband met een stuk voor Intermediair over twintig jaar Surinaamse onafhankelijkheid. Hij woonde ook toen al in Loenen aan de Vecht, tot mijn verbazing in een gewoon rijtjeshuis. Buiten waren familieleden als model-Nederlanders bezig met het poetsen van de Opel Astra. Ze waren toen nog anoniem, maar tegenwoordig zouden we zeggen: de wereld van Henk en Ingrid. Ramdas is mij bijgebleven als buitengewoon vriendelijk en beleefd, maar ook streng en een tikkeltje hooghartig. Over zijn eigen Surinamers was hij zeer kritisch, zo kritisch dat je als blanke Hollandse koloniaal bijna de neiging kreeg om ze in bescherming te nemen. (Bijna, want in die dagen zorgden Surinaamse en Antilliaanse junkies voor de grootste overlast; voor Marokkanen, moslims en Polen waren toen nog geen meldpunten.) En het viel mij op dat hij met achting over Frits Bolkestein sprak. Dat wil zeggen: op de toon van 'Frits Bolkestein heeft mij advies gevraagd over Suriname en had mij bij de VVD willen hebben'. Ramdas had het toen ook al hoog in zijn bol, wat blijkt uit latere interviews, waarin hij koketteerde met de hoge kringen waar hij over de vloer kwam (hij kende koningin Beatrix en prins Claus).
De tweede keer, ik denk in 2004 of 2005, ontmoette ik Ramdas toen hij directeur was van de Balie. Daar had hij wilde ideeën over. Dat moest een bruisend discussiecentrum worden, het middelpunt van Amsterdam en Nederland, en van iedereen die wat urgents te zeggen had. Hij wees op het Leidseplein, hart van de stad. Daar is dacht ik niet veel van terecht gekomen. Als er nou één wereldje is van 'ons kent ons', dan is het de Balie wel. Weten we nog wanneer Felix Rottenberg de Akbarstraat ontdekte? Dat was tien jaar na Bolkestein, en ook nog een jaar nadat Paul Scheffer (met wie Ramdas in een boos spiegelgevecht verwikkeld leek) in NRC Handelsblad 'het multiculturele drama' aan de orde had gesteld. Ramdas vond dat eigenlijk zijn thema, hij had daar al alles over gezegd. En inderdaad: Ramdas was de eerste intellectueel met een kleurtje die zich kritisch over de Derde Wereld had uitgelaten en blij was om dankzij Nederland met de grote westerse cultuur in aanraking te zijn gekomen. Dat ging erin als koek, juist bij linkse cultuurrelativistische intellectuelen. Want vergeet niet: Nederland, althans links Nederland, worstelde met een koloniaal schuldcomplex en vanaf de jaren zeventig kon alleen nog in verheerlijkende termen over de Derde Wereld worden gesproken. Fijn en bevrijdend dat er dan zo'n Ramdas was. Progressief Nederland lag aan zijn voeten. Hij werd redacteur bij de Groene Amsterdammer, was een sensatie als avondvullend zomergast bij de VPRO, ging voor die omroep televisieprogramma's maken, kreeg een column in NRC Handelsblad (die al snel niet meer te volgen was), werd voor diezelfde krant correspondent in India (waarbij hij de rampen de rampen liet), en werd bij terugkomst in Nederland directeur van de multiculturele discussietempel de Balie. Kortom, een droomcarrière, zeker voor iemand die zoiets modaals als sociale geografie heeft gestudeerd.
Maar voor Ramdas was het niet genoeg. Bij terugkeer uit India trof hij een door de Fortuynrevolte veranderd Nederland aan. Hij moest toezien hoe een nieuwe ster - de door de VVD gekaapte Ayaan Hirsi Ali - er met zijn thema's vandoor was gegaan en het land met politiek incorrecte figuren als Theo van Gogh onder stroom had gezet. Samen met Geert Wilders (voor Anil de grote demon) riep Ayaan zelfs op tot een liberale jihad. Ramdas ging daardoor steeds schriller klinken, en zich ook steeds meer gedragen als de allochtoon die hij niet wilde zijn. En hij ergerde zich aan zijn linkse mede-intellectuelen, die met de tijdgeest meegingen en - typisch Nederlands - zich ook niet zo erg druk maakten en minder strijdbaar bleken dan Ramdas dacht. Volgens mij heeft hij zich hier verkeken op de modegevoeligheid van de progressieve goegemeente, en niet begrepen dat de Nederlandse tolerantie waar hij eerst zo hoog van opgaf niet uit engagement voortkomt, maar uit pragmatisme, handelsgeest en onverschilligheid. Ramdas verkeek zich ook op het belang van publieke intellectuelen. Die doen er in Nederland niet echt toe, behalve als zij voor rumoer zorgen, zoals Fortuyn en Van Gogh, en natuurlijk Ayaan (die Anil van zijn zelfgedachte troon heeft gestoten). Het bewijs: op dezelfde dag dat de zelfmoord van de voormalige directeur bekend werd, vond er in de Balie onder het mom van 'debat' nog een bizar optreden plaats van een islamitische haatprediker. The show must go on. Zo maakt het multiculturalisme in Nederland wel degelijk slachtoffers, van zijn critici én zijn helden, die door dit valse (suïcidale?) idealisme op het verkeerde been worden gezet. Alleen Ayaan, die leeft nog steeds, als echte vluchteling, spraakmakend intellectueel en celebrity, maar dan wel op veilige afstand, in Amerika, bij een neoconservatieve denktank in de grote wereld.