De Rijksrecherche is een dictafoon
kwijtgeraakt met daarop opnamen van de verhoren van arabist Hans Jansen, getuige-deskundige in het proces tegen Geert Wilders. We hebben hier te maken met een klassiek dilemma: ofwel de recherche was de onwelgevallige opnames liever kwijt dan rijk en liet ze daarom liever verdwijnen, ofwel de recherche is zo incompetent dat ze zelfs verhoren van het belangrijkste politieke proces dat momenteel gevoerd wordt, gewoonweg kwijtraakt.
De kans is klein dat het hier om een weldoordacht complot gaat. De baten wegen namelijk niet op tegen de kosten. Zelfs al zouden de rechercheurs de dictafoon blijvend zijn kwijtgeraakt, dan nog was de inhoud van de opnamen niet voor altijd verloren; Jansen zou alleen opnieuw verhoord moeten worden. Ondertussen zou de recherche, zoals nu ook gebeurt, wel forse imagoschade oplopen in een proces dat toch al van de onregelmatigheden aan elkaar hangt.
Het incident geeft voor de zoveelste keer een inkijkje in de gaarkeukens van de Nederlandse (persoons)gegevensbeveiliging. Want hoe kan ik het in 's hemelsnaam voorkomen dat die dictafoons niet achter slot en grendel in een beveiligd koffertje of iets dergelijks zaten? Hoe kan het dat die dingen daar uit zijn gehaald of er nooit in hebben gezeten? Wie dacht: ach, die opnamen kan ik ook wel meenemen in de klepzakken van mijn slecht passende pak? De jaarverslagen van een onbeduidende middenstander in Haaksbergen worden nog beter beveiligd.
Ik kan dit soort incidenten nooit los denken van de grenzeloze verzameldrift van privégegevens door de overheid. De overheid mag alles van u weten, vindt de overheid. En over beveiliging moet u niet klagen, want beveiliging is een gevoel. Een positieve noot is er gelukkig ook: zelfs in het proces tegen Geert Wilders faalt de beveiliging van informatie - de beeldschermprofessionals zijn dus wel consequent.