Vandaag kwam het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) met een hele reeks cijfers over de Nederlandse economie.
In haar jaarrapport spreekt het CBS van voorzichtige 'tekenen van herstel'. Zo groeide de economie in het laatste kwart van 2013 met 0,9 procent ten opzichte van het kwartaal ervoor, maar moesten we voor heel 2013 een krimp van 0,8 procent noteren. Ook liepen de investeringen in met name de bouw verder terug.
Maar de hoofdoorzaak van de krimp was toch wel verdere afname van de consumptieve bestedingen, vooral in de eerste drie kwartalen van vorig jaar. Het was overigens alweer het derde jaar op rij dat de huishoudens minder besteedden. In 2013 gaven huishoudens 2,9 procent minder uit aan goederen en 0,4 procent minder aan diensten. Vooral aan duurzame consumptiegoederen zoals wasmachines, televisies, meubels, autos en kleding werd minder uitgegeven. Aan deze goederen besteedden huishoudens 6,0 procent minder. De consumptie door de overheid was 0,2 procent lager dan een jaar eerder. Dit is vooral toe te schrijven aan de teruggelopen uitgaven aan de zorg. Aan openbaar bestuur daarentegen is in 2013 meer uitgegeven dan een jaar eerder.
En het ziet er niet naar uit dat de consument in dit lopende jaar wel diep in de buidel tast. Dat komt simpelweg, omdat het besteedbare inkomen verder daalt. Het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens daalde in 2013 met 1,1 procent ten opzichte van een jaar eerder. Deze daling is weliswaar kleiner dan in 2012 (toen het beschikbaar inkomen met 2,2 procent daalde), maar het blijft een daling. De daling in 2013 wordt voornamelijk veroorzaakt door het achterblijven van de lonen bij de inflatie (de inflatie lag met 2,5 procent ruimschoots boven de gemiddelde stijging van de cao-lonen met 1,2 procent); de afname van de werkgelegenheid; en de forse lastenverwaringen ten gevolge van de stijging van de belastingen en sociale premies. Er verdwenen in 2013 maar liefst 136.000 banen. Mede door de inkomensdaling zijn de reële consumptieve bestedingen door huishoudens in 2013 met 2,1 procent afgenomen.
Het vermogen van huishoudens steeg in 2013 wel, namelijk met 47 miljard tot 1200 miljard euro. De financiële bezittingen van de huishoudens (inclusief pensioenfondsen) stegen fors, terwijl de schuld veel minder toenam. Het vermogen dat beheerd wordt door pensioenfondsen en levensverzekeraars steeg met 29 miljard euro. Het aandelenpakket dat huishoudens zelf beheren steeg met 24 miljard euro. De hypotheekschuld van huishoudens nam in 2013 per saldo met 8 miljard euro af. Dit is de eerste daling van de hypotheekschuld sinds het begin van de statistische reeks in 1995. De daling hangt samen met extra aflossingen op hypotheken en de stagnatie op de woningmarkt, waardoor er minder nieuwe hypotheken werden afgesloten.
Ondernemingen zagen hun winsten in 2013 afnemen. De nettowinst van niet-financiële vennootschappen daalde met 0,6 miljard tot 105 miljard euro en de nettowinst van financiële instellingen met 2,3 miljard tot 16 miljard euro. De winstdaling is vooral het gevolg van verminderde prestaties van buitenlandse dochterondernemingen. Ondanks de daling van de winsten keerden Nederlandse ondernemingen wel meer dividend uit aan haar aandeelhouders. Niet-financiële ondernemingen keerden 37,7 miljard euro uit, een stijging van ruim 30 procent ten opzichte van 2012. Financiële instellingen keerden 10,2 miljard euro uit, bijna een kwart meer dan in 2012. Vooral dat laatste mag opmerkelijk worden genoemd, omdat in het kader van Basel III de vermogenseisen van financiële instellingen worden aangescherpt. Wat is er nu logischer dan dit te laten geschieden door winstinhouding? Maar de Nederlandse staat is enig aandeelhouder van 2 van de 4 grootste banken en de staat heeft de centjes hard nodig. Al was het maar om de rente te kunnen blijven betalen op haar eigen leningen of, belangrijker nog, een potje te vormen voor de ruim 200 miljard euro aan ongedekte garanties aan de Zuid-Europese lidstaten van de eurozone.
Ook het reële netto nationaal inkomen van de Nederlandse economie daalde met 2,1 procent ten opzichte van 2012. Deze daling hangt voor een deel samen met de krimp van het BBP van 0,8 procent, maar omdat er per saldo meer geld naar het buitenland stroomde in de vorm van onder andere betaalde rente en dividenden, pakte de daling van het netto nationaal inkomen hoger uit dan de krimp van het BBP.
Ook de eerste maanden van dit jaar laten eenzelfde conjunctuurbeeld zien: vrijwel alle indicatoren presteren onder hun langjarige trend. Ook in de eerste maanden van 2014 is er geen sprake van aantrekkende consumenten bestedingen. Vreemd is dat natuurlijk niet bij dalende koopkracht. Het is dus maar zeer de vraag of er sprake is van een structureel economisch herstel. Wij van DDS Finance delen dat optimisme in elk geval niet.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.